Als een belastingplichtige met een activiteit een zeer lage omzet haalt die volledig wegvalt tegen de afschrijvingen, kan de inspecteur concluderen dat met betrekking tot deze activiteit geen objectief winstoogmerk bestaat. Er kan dan geen sprake zijn van een bron van inkomen en dus evenmin van een onderneming.
Een man werkte in loondienst, dreef samen met zijn vrouw een vof en oefende daarnaast een administratiekantoor uit. De werkzaamheden van het administratiekantoor bestonden vooral uit het invullen van aangiften inkomstenbelasting voor particulieren. Zijn afnemers waren vooral familieleden en kennissen. In zijn aangifte inkomstenbelasting 2012 gaf de man een jaaromzet op van € 257. In latere jaren was zijn omzet lager of zelfs nihil. De man kocht daarnaast een auto die hij etiketteerde als vermogensbestanddeel van zijn administratiekantoor. De afschrijvingskosten van de auto kwamen per jaar (gemiddeld) uit op ruim € 3.000. Hof Arnhem-Leeuwarden maakte daaruit op dat de man nog jarenlang verlies zou maken. Het hof oordeelde dat objectief gezien geen winst was te verwachten. De administratiewerkzaamheden vormden geen bron van inkomen. Het inkomen van de man diende dan ook niet te worden verminderd met een negatief resultaat uit administratiewerkzaamheden.
Wet: artt. 3.2 en 3.90 Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 6 maart 2018 (gepubliceerd 9 maart 2018), ECLI:NL:GHARL:2018:2118
Geef een reactie