De kosten voor een ‘bouwtitel’ mochten niet in mindering komen op de waarde van een aangekocht perceel. Voor de overdrachtsbelasting werd uitgegaan van de (hogere) waarde die het perceel op dat moment had.
Een man kocht een perceel landbouwgrond. Om een bestemmingswijziging van de gemeente te krijgen om de grond te gaan gebruiken voor woondoeleinden, moest de man een bouwtitel kopen voor circa € 188.000. Toen de bestemmingswijziging rond was, werd het perceel geleverd voor de koopprijs van € 660.000. De kosten voor de bouwtitel werden daarmee verrekend. De man stelde zich op het standpunt dat hij over de bouwtitel geen overdrachtsbelasting hoefde te betalen. Dit accepteerden de inspecteur en de rechter echter niet. In de waarde van het perceel was geen waarde begrepen van de bouwtitel. De bouwtitel had op het moment van verkrijging geen waarde meer, de waarde was opgegaan in de waarde van het perceel. De man moest dan ook gewoon overdrachtsbelasting betalen over de gehele waarde van € 660.000.
Wet: artikel 9 WBR
Meer informatie: Rechtbank Breda, 24 augustus 2012 (gepubliceerd 2 november 2012), LJN: BY2166
Geef een reactie