In het geval van een verknochtheid van zaken kan een verlenging van de redelijke termijn aan de orde zijn. Ook al neemt een gemachtigde in een aantal zaken dezelfde standpunten in, dat betekent nog niet dat sprake is van zo’n verknochtheid.
In drie zaken over de heffing van BPM oordeelde Hof Arnhem-Leeuwarden dat sprake was van een zogeheten verknochtheid van zaken. Zo’n verknochtheid kan reden zijn om de redelijke termijn te verlengen. Zie ook: ‘Overzichtsarrest vergoeding immateriële schade wegens overschrijding redelijke termijn’, NTFR 2016/752 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen. De Hoge Raad stelt echter in de cassatieprocedure vast dat in de desbetreffende zaken geen sprake was van verknochtheid. De enkele omstandigheid dat een gemachtigde in (zeer) vele zaken standaard, al dan niet in dezelfde volgorde, dezelfde stellingen aanvoert, is namelijk onvoldoende om een dergelijke verknochtheid aan te nemen. Dit is al gebleken uit een eerder arrest van de Hoge Raad. Zie ‘Verzoek om immateriële schadevergoeding hoeft niet door andere rechters te worden behandeld dan die over de hoofdzaak hebben beslist, NTFR 2019/1139 met annotatie van mr. V.S. Huygen van Dyck-Jagersma. Daarom verhoogt de Hoge Raad de proceskostenvergoeding tot in totaal € 3.000.
Wet: art. 8:88 Awb
Bronnen: Hoge Raad 4 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1931, 19/00692, Hoge Raad 4 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1932, 19/00703 en Hoge Raad 4 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1933, 19/00704
Geef een reactie