In een recent arrest heeft de Hoge Raad de termijn voor het indienen van een verzoek om herziening van een uitspraak nader toegelicht. In beginsel bedraagt deze termijn één jaar, te rekenen vanaf het bekend worden met nieuwe feiten of omstandigheden.
In een arrest waarin de Hoge Raad uitspraak moest doen over een verzoek om herziening, stelde de Raad voorop dat zo’n verzoek niet onredelijk laat mag worden ingediend. Als het herzieningsverzoek is gebaseerd op een of meer nova (nieuwe feiten of omstandigheden), moet de indiener het verzoek uiterlijk één jaar indienen nadat hij achter de nova is gekomen. Als de indiener geen nova stelt, gaat de termijn van één jaar in na de datum waarop de te herziene uitspraak openbaar is gemaakt. De Hoge Raad bepaalde dat een rechter een onredelijk laat herzieningsverzoek niet-ontvankelijk moet verklaren. In de zaak zelf was het herzieningsverzoek tijdig ingediend. Wegens gebrek aan feiten of omstandigheden die een herziening rechtvaardigden, verklaarde de Hoge Raad het verzoek echter niet-ontvankelijk.
Wet: artikel 8:119, eerste lid Awb
Meer informatie: Hoge Raad, 20 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:357
Geef een reactie