De Hoge Raad gebruikte zijn niet-ontvankelijk verklaring van het cassatieberoep desondanks wel om op te merken dat het de voorkeur verdient direct een eventuele proceskostenvergoeding toe te kennen bij gegrondverklaring van een verzet.
Rechtbank Gelderland had een verzet tegen het niet in behandeling nemen van een beroep gegrond verklaard. De behandeling van het beroep moest worden voortgezet. De rechtbank kende echter geen proceskostenvergoeding toe. De Hoge Raad verklaart een cassatieberoep daartegen niet-ontvankelijk, omdat de wet niet de mogelijkheid biedt cassatieberoep in te stellen tegen een gegrond verklaard verzet. De wet noemt uitsluitend de mogelijkheid van cassatieberoep bij een niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van een verzet. Bovendien kan een proceskostenvergoeding alsnog toegekend worden in de hoofdzaak, al had het de voorkeur verdiend die vergoeding wel direct toe te kennen.
Wet: artikel 28 lid 2 AWR
Meer informatie: Hoge Raad 12 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:225
Geef een reactie