De Hoge Raad heeft in een aantal arresten de knoop doorgehakt over de berekening van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek bij samenwerkingsverbanden. Is geen sprake van buitenvennootschappelijke investeringen? En leidt het totaal aan investeringen tot het maximale vaste bedrag in de tabel? Dan moeten de vennoten de totale aftrek onderling verdelen.
De Hoge Raad volgt daarmee het advies van Advocaat-generaal (A-G) Niessen. Zie ook: ‘A-G concludeert tot verdeling KIA onder vennoten’. De Hoge Raad stelt in zijn oordeel het volgende vast. Ten eerste wordt iedere vennoot in een vof geacht een eigen onderneming te drijven. Dit gold al onder de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en geldt nu nog steeds. Men moet de winst uit onderneming daarom per individuele vennoot berekenen. Drijft de ondernemer meer dan een onderneming? Dan moet hij alle investeringen voor alle ondernemingen optellen voor de berekening van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). Dit verandert niet in het geval van een samenwerkingsverband. Ook dan berekent men de KIA per belastingplichtige, niet per onderneming.
Samentelling investeringen vof
Wel stelt de wet dat men in het geval van een samenwerkingsverband zoals een vof de investeringen van het samenwerkingsverband samentelt voor de berekening van de KIA. Deze bepaling beoogt te voorkomen dat men door een vof te vormen een hogere KIA kan claimen. Vennoten met buitenvennootschappelijke investeringen moeten deze investeringen ook in aanmerking nemen. Tot de invoering van het Belastingplan 2010 bedroeg de KIA een percentage van het totale bedrag aan investeringen. De vennoten moesten toen steeds dit percentage toepassen op hun aandeel in de investeringen.
Geen systeemwijziging bedoeld
Hoewel de KIA inmiddel ook vaste bedragen kent, zoals het maximale bedrag, heeft de wetgever het systeem niet verder willen wijzigen. De Hoge Raad erkent dat de wet niet nadrukkelijk stelt dat de vennoten een eventueel maximumbedrag aan KIA moeten verdelen. Maar zo’n verdeling sluit wel het beste aan bij de wetssystematiek. De Hoge Raad verwerpt daarmee de mogelijkheid dat iedere vennoot de maximale KIA kan claimen als het totale investeringsbedrag valt binnen de bandbreedte voor dat maximum.
Bronnen: Hoge Raad 1 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:825, 19/02419, Hoge Raad 1 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:826, 19/02420, Hoge Raad 1 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:827, 19/03097 en Hoge Raad 1 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:828, 19/03252
Geef een reactie