Naheffing bij constatering van gebruikmaken van de weg met een auto uit de bedrijfsvoorraad van een handelaar zonder het voeren van een handelaarskentekenplaat vormt geen criminal charge. Deze naheffing dient ertoe om datgene wat in de naheffingstermijn al had moeten zijn voldaan alsnog te heffen.
Als met een motorrijtuig uit de bedrijfsvoorraad gebruik wordt gemaakt van de openbare weg zonder dat die motorrijtuig is voorzien van een handelaarskenteken, kan een naheffingsaanslag inclusief boete volgen. De fiscus berekend de na te heffen motorrijtuigenbelasting over een tijdsduur van twaalf maanden voorafgaand aan de dag dat wordt geconstateerd dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden. Volgens Hof Den Bosch moet deze naheffing aangemerkt worden als een criminal charge in de zin van artikel 6 van het EVRM (dus een bestraffing) voor het niet voldoen aan de voorwaarden voor motorrijtuigen in bedrijfsvoorraad. Omdat de naheffing al het karakter heeft van een boete moet oplegging van een (verzuim)boete achterwege blijven. Anders zou de belastingplichtige volgens het hof dubbel worden beboet. Maar de Hoge Raad was een andere mening toegedaan. De Hoge Raad oordeelde dat het opleggen van een naheffingsaanslag niet bedoeld is als bestraffing voor het niet voldoen aan de voorwaarden. Deze dient om de belasting na te heffen die in de naheffingstermijn geacht wordt ten onrechte niet te zijn voldaan. Volgens de Hoge Raad moet de naheffing worden gezien als een praktische maatregel. Voor zover deze maatregel al een afschrikwekkende of bestraffende werking heeft, kan niet worden gesproken van een ‘criminal charge’. Van een dubbele bestraffing is dan ook geen sprake.
Wet: artikel 1, tweede lid, artikel 69 en artikel 70 Wet motorrijtuigenbelasting 1994 en artikel 6 EVRM
Meer informatie: Hoge Raad, 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3612
Geef een reactie