De Hoge Raad heeft aan het EU-Hof van Justitie prejudiciële vragen gesteld over het 150 kilometercriterium in de 30%-regeling. De Hoge Raad wil van het EU-Hof weten of het door dit criterium gemaakte onderscheid tussen ingezetenen van andere lidstaten, wel of niet in strijd is met het recht op vrij verkeer van werknemers van artikel 45 VwEU.
De betreffende zaak is aangespannen door een Duitse werknemer, die zijn verzoek om toepassing van de 30%-regeling zag worden afgewezen op grond van het 150 kilometercriterium. Dit criterium is per 1 januari 2012 ingevoerd en houdt in dat werknemers die hemelsbreed niet meer dan 150 kilometer van de Nederlandse grens wonen, niet in aanmerking komen voor toepassing van de 30%-regeling. Deze werknemers zouden namelijk – gezien de afstand – in staat moeten zijn om heen en weer te reizen tussen hun woonplaats en het werkadres, waardoor zij geen of slechts weinig extraterritoriale kosten zouden hebben. De Hoge Raad vindt dat het 150 kilometercriterium onderscheid maakt tussen de ingezetenen van andere lidstaten onderling, en vraagt zich af of artikel 45 VwEU – dat het vrije werknemersverkeer regelt – een dergelijk onderscheid toestaat. Er zou immers sprake kunnen zijn van een belemmering van het vrije werknemersverkeer. Volgens de Hoge Raad geeft de rechtspraak van het EU-Hof van Justitie hierover geen uitsluitsel.
Prejudiciële vragen
Verder stelt de Hoge Raad dat als al sprake mocht zijn van een discriminerend indirect onderscheid naar nationaliteit, of van een belemmering van het vrije werknemersverkeer, zal moeten worden onderzocht of hiervoor een toereikende rechtvaardiging bestaat. Dan moet in de eerste plaats worden vastgesteld of de betreffende regeling – in dit geval het 150 kilometercriterium – is ingegeven door dwingende redenen van algemeen belang. Volgens de Hoge Raad blijkt niet duidelijk uit de rechtspraak van het EU-Hof welke maatstaven gelden bij de beoordeling of een maatregel wel proportioneel is. Het algemeen geformuleerde en eenvoudig uitvoerbare 150 kilometercriterium kan immers ook van toepassing zijn op gevallen waarin de regeling niet strikt noodzakelijk is, gelet op het doel van dit criterium. Daarnaast vraagt de Hoge Raad zich af of de wetgever niet had moeten volstaan met een regeling waardoor het vrije werknemersverkeer minder werd belemmerd. Dit had de wetgever kunnen realiseren door niet de afstand tussen de woonplaats en de Nederlandse grens als uitgangspunt te nemen, maar de afstand tussen de woonplaats en het werkadres.
De Hoge Raad heeft het EU-Hof nu gevraagd of het 150 kilometercriterium in strijd is met het Europese recht, en dan met name artikel 45 VwEU. De zaak is geschorst totdat het EU-Hof de prejudiciële vragen van de Hoge Raad heeft beantwoord.
Meer informatie: Hoge Raad, 9 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:474
Geef een reactie