De Hoge Raad bestempelt een aanslag niet langer als tijdig als de belastingplichtige binnen de aanslagtermijn hoort dat het aanslagbiljet is verstuurd, maar hij het biljet pas na de termijn ontvangt.
Als een aanslagbiljet is gedagtekend vóór het verstrijken van de aanslagtermijn, maar de aanslag niet binnen die termijn op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, heeft de Belastingdienst de aanslag te laat vastgesteld. Maakt de inspecteur een fout door de aanslag naar een onjuist adres te sturen, dan is de aanslag niet op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt. De aanslag is echter wel tijdig opgelegd als de belastingplichtige of zijn gemachtigde deze ontvangt binnen de termijn.
Gevolgen te late aanslag
In de zaak voor de Hoge Raad had een man een voorlopige aanslag (VA) inkomstenbelasting 2008 ontvangen van € 20.000. De definitieve aanslag over 2008, die na verrekening met de VA uitkwam op nihil, had als dagtekening 14 oktober 2011. Deze datum viel nog binnen de aangiftetermijn. De man stelde echter dat hij pas na het verstrijken van de termijn (een kopie van) de aanslag had ontvangen. De inspecteur wist niet aannemelijk te maken dat hij de aanslag tijdig op de post had gedaan naar het juiste adres. De Hoge Raad vernietigde daarom de aanslag. Bovendien moest de fiscus de man het bedrag van de voorlopige aanslag inclusief heffingsrente terugbetalen onder vergoeding van invorderingsrente.
Wet: artikel 3:41 Awb en artikelen 5 en 11, derde lid AWR
Meer informatie: Hoge Raad, 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:930
Geef een reactie