De ontvanger van de Belastingdienst kan een willekeurige maat in een maatschap op grond van de regels in de Invorderingswet hoofdelijk aansprakelijk stellen voor de belastingschulden van de maatschap.
Zo luidde het oordeel van Hof Den Haag in een zaak waarin de ontvanger een van de twee maten in een maatschap aansprakelijk had gesteld voor een btw-schuld van € 1,2 miljoen, exclusief boete. In de Invorderingswet is namelijk geregeld dat bestuurders van een lichaam dat geen rechtspersoonlijkheid heeft, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door dat lichaam verschuldigde rijksbelastingen. Als bestuurder wordt aangemerkt de volledig aansprakelijke vennoot van een maat- of vennootschap. Volgens Rechtbank Den Haag was de desbetreffende maat aan te merken als volledig aansprakelijke vennoot van de maatschap, dat wil zeggen een vennoot die volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk is voor de schulden van de maatschap. Dat de maten in een maatschap op grond van de regels van het burgerlijk recht niet hoofdelijk, maar slechts voor gelijke delen aansprakelijk zijn voor de schulden van de maatschap, doet er niet toe. De ontvanger had de maat in kwestie terecht aansprakelijk gesteld voor de schulden van de maatschap. Hof Den Haag heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
Wet: artikel 33 Invorderingswet 1990
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag, 26 augustus 2015 (gepubliceerd op 2 september 2015), ECLI:NL:GHDHA:2015:2343
Geef een reactie