Het niet reageren op een verzoek tot het maken van een afspraak voor een hoorgesprek, leidt niet automatisch tot het (stilzwijgend) afstand doen van het recht om gehoord te worden. Bij twijfel of de belanghebbende al dan niet toestemming heeft gegeven om van het horen af te zien, blijft de heffingsambtenaar gehouden belanghebbende in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. Dit blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Breda.
In de zaak had de belanghebbende verzocht om te worden gehoord indien niet volledig aan zijn bezwaar over de WOZ-waarde van zijn woning werd tegemoetgekomen. Vervolgens heeft de heffingsambtenaar de belanghebbende via een brief op de hoogte gesteld van zijn voornemen om het bezwaar ongegrond te verklaren. In dit schrijven sprak de ambtenaar de hoop uit dat de belanghebbende toch zou instemmen met de gehandhaafde WOZ-waarde. Indien dit niet het geval zou zijn, verzocht hij de belanghebbende binnen tien dagen aan te geven dat hij nog gehoord wilde worden. Dit is niet gebeurd.
Schending hoorplicht
Volgens de belanghebbende is er sprake van schending van het hoorrecht. De belanghebbende geeft aan nooit – dus ook niet telefonisch – afstand te hebben gedaan van zijn hoorrecht. De heffingsambtenaar stelt in zijn verweer dat de belanghebbende meer dan voldoende gelegenheid heeft gehad om een afspraak te maken voor een hoorgesprek. Dit was volgens Rechtbank Breda echter geen reden om er van uit te gaan dat de belanghebbende (stilzwijgend) afstand deed van het recht om te worden gehoord. Er kon immers ook een andere oorzaak zijn geweest dat er niet gereageerd is. Bij twijfel of de belanghebbende afstand heeft gedaan van zijn hoorrecht, moet de heffingsambtenaar de gelegenheid blijven bieden om te worden gehoord. De rechtbank oordeelde dat deze schending van de hoorplicht de belanghebbende benadeelde, zodat de uitspraak op het bezwaar moet worden vernietigd.
Meer informatie: Rechtbank Breda, 4 juli 2012 (gepubliceerd 18 september 2012), LJN: BX7618
Geef een reactie