Een instelling die niet zelf medische zorg verricht, maar wel bewerkstelligt dat zorgverlening plaatsvindt, levert daarmee een btw-vrijgestelde medische dienst.
Een lichaam exploiteert sinds medio 2004 een hospice, een bijna-thuis-huis waar terminaal hulpbehoevenden verblijven. Het lichaam huurt het pand waarin het hospice is gevestigd. In 2021 vindt een verbouwing van het pand plaats, evenals een herinrichting van de kamers. Het hospice biedt vier gestoffeerde kamers met eigen voorzieningen. Gasten betalen € 45 per dag voor verblijf en voorzieningen, terwijl mantelzorgers en naasten hetzelfde tarief betalen voor overnachtingen. Zelf heeft het hospice geen personeel in dienst, maar het laat huisartsen en personeel van een thuiszorgorganisatie medische zorg respectievelijk andere diensten verlenen. De thuiszorgorganisatie coördineert ook vrijwilligers die mantelzorg en huishoudelijke taken uitvoeren. Verder vraagt de thuiszorgorganisatie subsidies aan en beheert deze voor salarissen en exploitatiekosten. Het hospice werkt ook samen met een stichting in verband met fondsenwerving. Het lichaam heeft de status van algemeen nut beogende instelling (ANBI).
Hospice bewerkstelligt wel zorgverlening
Het lichaam wil over de eerste drie kwartalen van 2023 btw terugvragen. De inspecteur weigert dat, omdat hij meent dat het lichaam btw-vrijgestelde medische diensten verleent. Rechtbank Noord-Nederland is het met hem eens. De rechtbank oordeelt dat hier sprake is van prestaties die zo nauw verbonden zijn dat sprake is van één economische prestatie. Het zou kunstmatig zijn om die uit elkaar te halen. Vanuit het perspectief van de modale consument bestaat de prestatie van het hospice uit het doen verzorgen en verplegen van gasten in hun laatste levensfase. Daarmee is sprake van medische verzorging in de zin van de Btw-richtlijn. Dat het lichaam niet zelf de zorg verleent, is volgens de rechtbank niet van belang. Het lichaam bewerkstelligt namelijk wel dat men zorg verleent. Gelet op de subsidies waar het hospice voor in aanmerking komt, kan men afleiden dat het is opgenomen in het totale Nederlandse zorgstelsel.
Wet: art. 11, eerste lid, onderdeel c Wet OB 1968
Bron: rechtbank Noord-Nederland 2 juli 2024 (gepubliceerd 9 juli 2024), ECLI:NL:RBNNE:2024:2483, 23/05264
Geef een reactie