Een werkzaamheid bij vastgoed eindigt in beginsel op het moment van vervreemding. Maar als de bestemming van het vermogensbestanddeel wijzigt in het duurzaam aanhouden voor belegging, kan de werkzaamheid eerder eindigen.
Het ging in deze zaak om een man die (samen met anderen) een winkelcentrum wilde kopen. Hij had de intentie het winkelcentrum door te verkopen nadat hij hiervoor een lucratief huurcontract zou hebben gesloten, waarmee een meerwaarde zou worden gecreëerd. Er was sprake van resultaat uit overige werkzaamheden, maar de vraag was tot welk moment. De gang van zaken betekende volgens de Hoge Raad dat de werkzaamheid in de zin van artikel 3.90 van de Wet IB
Meer informatie: Hoge Raad, 16 maart 2012, LJN: BU4808
Geef een reactie