Ook als een niet-ingezeten belastingplichtige zelfstandige maar 60% werkt in Nederland heeft hij hier recht op (pro rata) aftrek van hypotheekrente. In het woonland moet dan geen belastbaar inkomen zijn om de aftrek daar geldend te maken.
Eerder dit jaar oordeelde het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) in reactie op prejudiciële vragen van de Hoge Raad dat werklidstaten in een bepaalde situatie persoonlijke aftrekposten van een niet-ingezetene belastingplichtige zelfstandige pro rata moeten toestaan. In vervolg daarop oordeelt de Hoge Raad dat het eerdere oordeel van het Gerechtshof Amsterdam in deze zaak niet in stand kan blijven. Het hof had onjuist geoordeeld dat het gerechtvaardigd is om onderscheid te maken tussen een ingezeten belastingplichtige en een niet-ingezeten belastingplichtige met aftrek voor de eigen woning. Uit het arrest van het HvJ volgt dat artikel 49 VWEU meebrengt dat Nederland de aftrek voor de eigen woning niet mag weigeren aan een niet-ingezeten zelfstandige die 60% van zijn inkomen in Nederland verwerft, terwijl hij in zijn woonland geen inkomen heeft op grond waarvan hij een gelijkwaardig recht op aftrek geldend kan maken. Als deze zelfstandige ook in andere werkstaten zelfstandig inkomen ontvangt op grond waarvan hij daar een overeenkomstig recht op aftrek geldend kan maken, moet Nederland de aftrekpost pro rata toekennen. Er bestaat dan recht op aftrek van negatieve inkomsten uit eigen woning naar verhouding van het aandeel van het inkomen dat de zelfstandige in Nederland ontvangt. De Hoge Raad verwijst de zaak naar het Gerechtshof Den Haag voor een nadere berekening van de belasting van de belanghebbende over het jaar 2007.
Wet: artikel 7.8 Wet IB 2001, artikelen 45 en 49 VWEU
Meer informatie: Hoge Raad 12 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:848
Geef een reactie