Ook de Hoge Raad komt tot het oordeel dat in het geval van een onteigening van aandelen om niet aan het begin van het jaar een box 3-heffing over deze aandelen op jaarbasis buitensporig is. Dit probleem is op te lossen door de forfaitaire rendementsheffing tijdsevenredig toe te passen.
In de voorafgaande zaak voor Hof Arnhem-Leeuwarden had een man in januari 2013 zijn effectenportefeuille verkocht en de opbrengst belegd in aandelen SNS Reaal N.V. Op 1 februari 2013 onteigende het ministerie van Financiën deze aandelen. Het ministerie wilde de man geen schadeloosstelling geven. Het hof vond dat in deze situatie de forfaitaire rendementsheffing naar tijdsgelang moest worden toegepast, namelijk alleen over de maand januari. Zie: ‘Box 3-heffing over onteigende aandelen buitensporige last’ voor nadere details over deze zaak. In cassatie keurt de Hoge Raad goed dat het hof de zaak zelf heeft afgedaan door de forfaitaire rendementsheffing tijdsevenredige toe te passen. Een heffing op jaarbasis zou in dit geval leiden tot een individuele en buitensporige last. De Hoge Raad bevestigt dat een onteigening een omstandigheid is waarmee men rekening dient te houden.
Wet: art. 6:2, eerste lid en 6:10 Wft en art. 5.2 Wet IB 2001 (tekst op 1 januari 2013)
Meer informatie: Hoge Raad 6 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:511
Geef een reactie