De Hoge Raad volgt de conclusie van Advocaat-Generaal IJzerman dat alleen navordering van erfbelasting over verzwegen buitenlands vermogen bestaat voor situaties waarin de navorderingsbevoegdheid per 1 januari 2012 nog niet was vervallen.
Tot de erfenis van een dame die in 1998 kwam te overlijden behoorde onder andere Zwitserse banktegoeden en effecten. Haar erfgenaam had dit niet vermeld in de aangifte voor het recht van successie, maar besloot dit in februari 2014 alsnog te melden middels een vrijwillige verbetering. In september 2014 kreeg belanghebbende een navorderingsaanslag opgelegd. Rechtbank Gelderland en Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelden allebei dat de aanslag onterecht was opgelegd. Zowel uit de wettekst van het derde lid van artikel 16 SW als de wetsgeschiedenis is af te leiden dat de bevoegdheid tot navordering nog aanwezig moest zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het artikellid (1 januari 2012). Herleving van een al verstreken navorderingsbevoegdheid grijpt zozeer in het wettelijke systemen in dat de wetgever expliciet terugwerkende kracht aan de bepaling in het wetsartikel had moeten verlenen. Nu dat niet was gebeurd, kon de navorderingsaanslag niet in stand blijven. Ook A-G Ijzerman kwam tot de conclusie dat de wetswijziging alleen betrekking heeft op bestaande en toekomstige gevallen en dat al verjaarde gevallen niet alsnog herleven. Nu heeft ook de Hoge Raad beslist dat de onbeperkte navorderingstermijn zich niet mede uitstrekt tot gevallen waarin de bevoegdheid tot navordering al was vervallen. Het zou niet de bedoeling zijn geweest van de wetgever en de indieners van het amendement bij de bepaling om een niet meer bestaande bevoegdheid tot navordering nieuw leven in te blazen. Dit zou immers ook de rechtszekerheid aantasten.
Wet: artikel 66 lid 3 SW
Meer informatie: Hoge Raad, 3 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:356
Geef een reactie