Woont een dga al sinds 1992 in België en ontvangt hij dividend? Dan kan Nederland geen belasting heffen over dit dividend. Wordt de vennootschap ontbonden en krijgt de dga een liquidatie-uitkering, dan kan Nederland wel belasting heffen. Dit verschil in belastingheffing is volgens de Hoge Raad geen verboden discriminatie.
Een dga woonde sinds 1992 in België. Hij had 25,5% van de aandelen in een Nederlandse B.V., die in 2006 werd ontbonden. De B.V. betaalde aan de dga een liquidatie-uitkering. De Nederlandse Belastingdienst heeft de liquidatie-uitkering voor 15% in de belastingheffing betrokken. Bij een ontvangen dividend had Nederland de dga niet in de belastingheffing kunnen betrekken. Bij de Hoge Raad is in geschil of belastingheffing over de liquidatie-uitkering door Nederland geen verboden discriminatie oplevert.
Geen verboden discriminatie
De Hoge Raad onderzoekt eerst of een in België wonende dga die een liquidatie-uitkering ontvangt slechter af is dan een in Nederland woonachtige dga die een liquidatie-uitkering ontvangt voor de Nederlandse belastingheffing. Eerstgenoemde dga betaalt 15% en de laatstgenoemde dga betaalt 25% belasting in Nederland. De Belgische dga is daarmee niet slechter af dan de Nederlandse dga. Volgens de Hoge Raad is Nederland ook niet verplicht om België aan te spreken over de Belgische interne mogelijkheden voor de verrekening van buitenlands dividend. Nederland hoeft de Belgische dga ook niet te compenseren voor het geleden nadeel door de parallelle uitoefening van fiscale bevoegdheden door Nederland en België. Voorts vindt de Hoge Raad dat er geen ongerechtvaardigde ongelijke behandeling is tussen een inwoner van België die uit Nederland dividenden ontvangt van zijn B.V. en de inwoner van België die een liquidatie-uitkering ontvangt van zijn Nederlandse B.V. In het eerste geval heft Nederland geen belasting, in het tweede geval wel. Dat is terecht. Bij vervreemding van aandelen blijft de belastingclaim op de winstreserves voor Nederland behouden. Bij liquidatie van een vennootschap keert die vennootschap haar winstreserves definitief aan haar aandeelhouder uit en heeft Nederland definitief geen belastingclaim meer. Dit is een wezenlijk verschil dat een ongelijke behandeling rechtvaardigt.
Wet: art. 4.16 lid 1 aanhef en letter c Wet IB 2001
Belastingverdrag met België: art. 10 en 13 en paragraaf 15, protocol I
Het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: art. 63
Meer informatie: Hoge Raad 21 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:1019
Geef een reactie