Voor toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting moet volgens de Hoge Raad het begrip 3 gehele dagen worden opgevat als 3 x 24 uur.
Een vrouw en haar ex-partner hadden een in 2014 geboren dochter. Zij was in de BRP ingeschreven op het woonadres van de ex-partner. De vrouw meende in 2015 recht te hebben op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (iack). Volgens een tweewekelijks verblijfschema verbleef het kind bij de vrouw: in de eerste week op woensdag vanaf 07:30 uur t/m donderdag 19:30 uur en op zaterdag vanaf 09:00 uur t/m maandag 09:00 uur, en in de tweede week op woensdag vanaf 07:30 uur t/m donderdag 19:30 uur. De inspecteur weigerde de vrouw de iack te geven.
Hof: uitleg overeenkomstig spraakgebruik
Hof Den Haag kende aan de vrouw het recht op iack toe. Het hof oordeelde dat het kind doorgaans ten minste ‘drie gehele dagen’ per week in elk van de huishoudens van de vrouw en de ex-partner verbleef. De term ‘gehele dagen’ moest volgens het hof worden uitgelegd overeenkomstig het spraakgebruik en kon ook een verblijf alleen overdag, korter dan 24 uur, een gehele dag zijn. Ten overvloede oordeelde het hof dat de vrouw aan de website van de Belastingdienst het vertrouwen heeft mogen ontlenen dat zij aan het criterium voldeed.
HR: 3 gehele dagen is 3 x 24 uur
Beide oordelen houden in cassatie echter geen stand. Onder verwijzing naar het wettelijk kader en de jurisprudentie oordeelt de Hoge Raad namelijk dat bij de toepassing van het criterium ‘drie gehele dagen’ als uitgangspunt wordt genomen ‘3 x 24 uur’. Het schema voldoet niet aan dat criterium en ook niet aan de eis dat beide ouders de zorg voor het kind gelijkelijk verdelen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel kan evenmin slagen omdat het hier gaat om een inlichting en niet is voldaan aan het dispositievereiste. Het hof heeft dit miskend.
Wet: art. 8.14a Wet IB 2001 en art. 44b Uitv reg IB 2001 (tekst 2015)
Meer informatie: Hoge Raad 29 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:142, 20/01427
Geef een reactie