Heffingsambtenaar hield bij de waardering WOZ van een kantoorpand ten onrechte rekening met bestaand huurcontract met betrouwbare huurder.
De eigenaar van een groot kantoorpand verhuurde het pand aan de gemeente Arnhem. Er was een nieuw huurcontract gesloten (ingaande 2020) met een jaarlijkse huur van ruim € 1,7 mln voor een termijn van 5 jaar. De eigenaar was van mening dat de WOZ-waarde 2016 primair € 6.200.000 en subsidiair € 7.230.000 bedraagt in plaats van €13.519.000 zoals vastgesteld door de heffingsambtenaar.
Huurders
Hof Arnhem-Leeuwarden stelt voorop dat zowel de huurwaardekapitalisatiemethode als de vergelijkingsmethode in beginsel geschikt kunnen zijn om de waarde van een onroerende zaak in het economische verkeer aannemelijk te maken. In het taxatierapport waarop de heffingsambtenaar zich beroept is bij de bepaling van de risico-opslag rekening gehouden met het feit dat de overheid een zeer betrouwbare huurder is die voor lange contractduren tekent. Volgens Rechtbank Gelderland was dat terecht. In hoger beroep waren partijen het er echter over eens dat bij de waardebepaling geen rekening kan worden gehouden met bestaande huurcontracten of de betrouwbaarheid van zittende huurders. Het hof bevestigt deze zienswijze: niet alleen bij de bepaling van de huurwaarde, maar ook bij de bepaling van de hoogte van de risico-opslag moet worden geabstraheerd van de invloed van bestaande huurcontracten of zittende huurders. Anders dan de Rechtbank oordeelde schrijft de Taxatiewijzer (ook) niet voor dat met (de kwaliteit of betrouwbaarheid van) zittende huurders rekening dient te worden gehouden.
De heffingsambtenaar maakte niet aannemelijk dat de extra leegstandsrisico's die de grootte van het pand met zich meebracht voldoende werden ondervangen door de flexibiliteit van de onroerende zaak. Ook de eigenaar van het kantoorpand maakte de bepleite WOZ-waarde niet voldoende aannemelijk. Het hof stelde daarom de WOZ-waarde in goede justitie vast op € 11 mln. Beroep gegrond.
Wet: art. 17 Wet WOZ
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden, 24 juli 2018 (gepubl. 3 augustus 2018), ECLI:NL:GHARL:2018:6652
Geef een reactie