Ook al ontvangt een huurder van een woning een WOZ-beschikking, dat betekent nog niet dat hij een belang heeft bij de hoogte van die beschikking. En zonder belang heeft het geen zin om te procederen.
Twee huurders van woningen waren in beroep gegaan tegen de WOZ-beschikkingen die zij hadden ontvangen. Nu ging het hier om sociale huurwoningen. Daarom meenden de huurders dat zij bij een toekomstige aanpassing van de huurprijzen baat zouden hebben bij een lagere WOZ-waarde. Maar de gemeente stelt dat huurders geen belang hebben om te procederen tegen de WOZ-beschikking. Rechtbank Overijssel is het daarmee eens. Uit eerdere rechtspraak blijkt dat altijd sprake is van een procesbelang als iemand een verhoging van zijn WOZ-beschikking bepleit. Bij een beroep om een verlaging hoeft niet altijd sprake te zijn van een procesbelang. In dit geval zouden de huurders alleen baat hebben bij een grote verlaging van de WOZ-beschikking. Deze waardedaling is niet aannemelijk en evenmin gesteld. De rechtbank oordeelt daarom dat een procesbelang ontbreekt. De beroepschriften zijn dus niet-ontvankelijk.
Wet: art. 1:2 Awb en art. 22 Wet WOZ
Bronnen: Rechtbank Overijssel 12 februari 2020 (gepubliceerd 24 februari 2020), ECLI:NL:RBOVE:2020:705, AWB 19/432 en Rechtbank Overijssel 12 februari 2020 (gepubliceerd 24 februari 2020), ECLI:NL:RBOVE:2020:710, AWB 18/1755
Geef een reactie