Het inkomen van een echtgenoot telt ook bij huwelijkse voorwaarden mee voor de aanwezigheid van een individuele en buitensporige last.
Een vrouw is op huwelijkse voorwaarden gehuwd. Zij heeft in 2017 en 2018 alleen een (gezamenlijk) box 3-inkomen, haar echtgenoot is alleenverdiener. Op 24 februari 2017 verkoopt het echtpaar een in box 3 opgenomen onroerende zaak met een winst van € 10.200. Het echtpaar leent tegelijkertijd € 150.000 aan de koper. De inspecteur vermindert het box 3-inkomen van de vrouw over 2017 op grond van het kerstarrest en het Besluit rechtsherstel box 3 tot € 10.100, maar biedt geen rechtsherstel voor 2018.
Rechtbank verleent zelf rechtsherstel
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het box 3-inkomen voor 2017 niet verder hoeft te worden verlaagd. Volgens de inspecteur is het werkelijk rendement hoger dan € 10.100 omdat de verkoop van de onroerende zaak € 10.200 opleverde en de lening aan de koper € 1.597. De vrouw maakt niet aannemelijk dat het rendement lager is. Voor 2018 stelt de rechtbank het box 3-inkomen wel lager vast. Toepassing van de Wet rechtsherstel box 3 leidt niet tot een lager box 3-inkomen. De rechtbank moet daarom zelf rechtsherstel verlenen door uit te gaan van het werkelijk rendement. Het box 3-inkomen bedraagt dan de rente op de lening plus het rendement over banktegoeden. De aanslag wordt verlaagd van € 5.165 naar € 2.148.
Geen individuele en buitensporige last
De vrouw stelt ten onrechte dat de box 3-heffing voor haar een individuele en buitensporige last oplevert omdat zij op huwelijkse voorwaarden is gehuwd en alleen box 3-inkomen heeft. Het inkomen van haar echtgenoot telt ook bij huwelijkse voorwaarden mee voor de aanwezigheid van een individuele en buitensporige last. Huwelijkse voorwaarden staan niet in de weg aan een verdeling van het box 3-inkomen, zodat het echtpaar zelf kan bepalen wie de box 3-heffing betaalt. Het staat vast dat de inkomsten van haar echtgenoot meer dan voldoende zijn om de box 3-heffing te voldoen.
Wet: art. 2.17 Wet IB 2001, art. 5.2 wet IB 2001, art. 14 EVRM en art. 1 EP EVRM
Geef een reactie