
Mr. Fred van Horzen geeft zijn precommentaar op het arrest, waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat het benutten van de Ierse group-reliefregeling de aftrek van een liquidatieverlies niet in de weg hoeft te staan.
Een Nederlandse nv houdt alle aandelen in twee Ierse vennootschappen, een plc en een Ltd. In 2013 zijn de plc en de Ltd. geliquideerd en zijn hun vermogens vereffend. Bij de plc resteert een verlies, bij de Ltd. een overschot. De plc heeft tijdens haar bestaan gebruikgemaakt van de Ierse group-reliefregeling. Op basis hiervan heeft de plc € 115 miljoen van haar verliezen overgedragen aan Ierse groepsvennootschappen. Ten tijde van haar ontbinding beschikt de plc nog over € 110 miljoen aan niet-verrekende, in Ierland onverrekenbare verliezen. Het gezamenlijke liquidatieverlies van de plc en de Ltd. bedraagt € 202 miljoen. De nv heeft dit bedrag als liquidatieverlies afgetrokken. De Belastingdienst staat deze aftrek niet toe, maar in een beroepsprocedure stelt hof Den Haag de nv in het gelijk. Zie NTFR 2021/3771 en ‘Hof bevestigt liquidatieverlies aftrek na group relief’. Vervolgens gaat de staatssecretaris van Financiën in cassatie.
Toetsing op tegemoetkoming bij voltooiing vereffening
De Hoge Raad redeneert als volgt. De wetgever heeft aftrek van liquidatieverlies niet eerder willen toestaan dan op het moment waarop vaststaat dat de onverrekend gebleven verliezen van de ontbonden dochtervennootschap ook niet meer bij de belastingplichtige (de moedervennootschap) of een met haar verbonden lichaam voor verrekening of een andere fiscale tegemoetkoming in aanmerking is te nemen. De mogelijkheid van verliescompensatie moet voor het concern dus definitief verloren zijn gegaan. Bij deze benadering mag de fiscus de aftrek van een liquidatieverlies dus alleen weigeren zolang binnen het concern nog recht bestaat op enige fiscale tegemoetkoming voor de onverrekend gebleven verliezen van de ontbonden dochtervennootschap. De vraag is op welk moment men moet toetsen dat geen recht op enig tegemoetkoming bestaat. De Hoge Raad stelt dit toetsingstijdstip op het tijdstip waarop de vereffening van het ontbonden lichaam is voltooid.
Enigerlei tegemoetkoming
Onder ‘enigerlei tegemoetkoming’ vallen, anders dan de staatssecretaris betoogt, niet de tegemoetkomingen die zijn verkregen of hadden kunnen worden verkregen door toepassing van de Ierse group-reliefregeling voorafgaand aan het moment van liquidatie van de dochtervennootschap. De niet-tegemoetkomingseis strekt alleen ertoe het tijdstip van het definitief onverrekend blijven van verliezen nader te bepalen. Hoewel met deze wetsuitleg niet is uitgesloten dat in zekere zin ’dubbele verliesneming’ plaatsvindt, is een dergelijk resultaat inherent aan de vormgeving van de liquidatieverliesregeling. Dat heeft de wetgever welbewust aanvaard, aldus de Hoge Raad. Daarom verklaart de Hoge Raad het cassatieberoep van de staatssecretaris ongegrond.
Commentaar mr. Fred van Horzen
Taxence vroeg mr. Fred van Horzen, Belastingadviseur bij KPMG Meijburg & Co, om een reactie.
In de praktijk is bijna met drie jaar met spanning uitgekeken naar dit arrest. A-G Wattel had in april 2022 geconcludeerd dat het liquidatieverlies op grond van artikel 13d, lid 9, onderdeel a, Wet Vpb 1969 niet in aftrek kon worden gebracht. Het feit dat door de deelneming geleden verliezen door tot het concern behorende Ierse vennootschappen konden worden benut uit hoofde van de Ierse group-reliefregeling betekende zijns inziens dat recht bestond op een tegemoetkoming bij de belastingheffing ter zake van de bij de deelneming onverrekend gebleven verliezen als bedoeld in artikel 13, lid 9, onderdeel a, Wet Vpb 1969, het huidige artikel 13d, lid 14, onderdeel a, Wet Vpb 1969.
Liquidatieverlies is aftrekbaar
Aan de hand van de wetsgeschiedenis komt de Hoge Raad echter tot het oordeel dat het liquidatieverlies aftrekbaar is. Volgens de Hoge Raad moet worden getoetst ten tijde van de liquidatie van de deelneming of recht bestaat op een tegemoetkoming voor de op dat moment bij de deelneming aanwezige, nog niet verrekende verliezen. Dat als gevolg van dat oordeel mogelijk sprake is van dubbele verliesverrekening vloeit volgens de Hoge Raad voort uit het door de wetgever gecreëerde systeem. Naar alle waarschijnlijkheid zal de wetgever naar aanleiding van dit arrest de liquidatieverliesregeling nog maar weer eens op de schop gaan nemen.
Binnenkort verschijnt het volledige commentaar van Fred van Horzen in NTFR.
Wet: art. 13d, veertiende lid Wet Vpb 1969
Bron: Hoge Raad 21 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:274, 24/01195
Stoomcursus Tax accounting
Tijdens deze stoomcursus kijken we met een fiscale bril naar de jaarrekening en bespreken we de verwerking van de fiscale positie in die jaarrekening. Daarbij inventariseren we de belangrijkste verschillen in de praktijk en kijken we onder andere ook naar de jaarrekening die op fiscale grondslagen is opgesteld. Aan de hand van casusposities wordt uitgelegd hoe de acute en latente belastinglast bepaald wordt, wanneer een latente belastingvordering kan worden opgenomen en hoe onzekere belastingposities in de praktijk worden vastgesteld en verwerkt. Tevens wordt aandacht besteed aan de aansluiting van het statutaire vennootschapsbelastingtarief naar het effectieve belastingtarief.
Geef een reactie