De intrekking van een principaal beroep doet een ingesteld incidenteel beroep niet automatisch vervallen. Wie zijn principale beroep alleen wil intrekken als de inspecteur zijn incidentele beroep intrekt, moet dit dus goed formuleren.
Een man was actief in de gemeentepolitiek. Hij was onder meer de enige gemachtigde van een partij. De man ontving van bedrijven een vergoeding voor zijn advocaatkosten. De man liet deze vergoeding storten op de partijrekening. Vervolgens maakte hij de vergoeding over op zijn privérekening. Dit werd bekend tijdens een strafrechtelijk onderzoek naar mogelijke fraude door de man. De man stelde zelf zo te hebben gehandeld om te voorkomen dat de fiscus de vergoeding tot zijn belastbare inkomen zou rekenen. Maar de Belastingdienst betrok de vergoedingen alsnog in navorderingsaanslagen en legde de man bovendien vergrijpboetes op.
Intrekking hoger beroep
De man startte een beroepsprocedure tegen de navorderingsaanslag en de vergrijpboete. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelde de man gedeeltelijk in het gelijk en vernietigde de boetes. De man gaat aanvankelijk in hoger beroep, maar trekt dat later in. De inspecteur heeft echter incidenteel hoger beroep ingesteld, zodat de zitting toch doorgaat. De man stelt dat hij zijn principaal hoger beroep alleen maar zou intrekken als de fiscus het incidenteel beroep ook introk. Maar het hof kan dat niet halen uit de formulering. Het intrekken van een principaal beroep betekent evenmin dat daarmee ook het incidentele beroep komt te vervallen. Het hof oordeelt dat een boetematiging op zijn plaats is vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Maar het vernietigen van de boetes gaat te ver.
Wet: art. 6:21 en 6:24 Awb en art. 67e AWR
Dagelijks op de hoogte blijven van het laatste fiscale nieuws? Meld u aan voor onze nieuwsbrief!
Geef een reactie