Een ondernemer die vrijgestelde handelingen verrichtte, had volgens Hof Amsterdam geen recht op aftrek van omzetbelasting die de curator in rekening bracht voor de afwikkeling van het faillissement. Van schending van het neutraliteitsbeginsel was geen sprake.
In 2009 werd een tandartsenpraktijk in staat van faillissement gesteld. De failliete ondernemer verzocht om aftrek van de omzetbelasting die de curator in rekening bracht voor het afwikkelen van het faillissement. De inspecteur was van mening dat hier geen recht op was en wees het verzoek af. Onterecht volgens de ondernemer, omdat de curator bij zijn benoeming van rechtswege in de bevoegdheden en verplichtingen van de ondernemer was getreden. De indeplaatsstelling zou meebrengen dat de belaste activiteiten van de curator ter vereffening van de boedel, aan de ondernemer moesten worden toegerekend. Dat de curator tegen vergoeding belaste handelingen verricht had in verband met het faillissement, betekende volgens het hof niet dat de failliete ondernemer werd geacht deze activiteiten zelf te hebben verricht. De wettelijke verplichting van de curator om bepaalde taken uit te voeren, maakte dit niet anders. De inkoop van belaste handelingen deed geen recht op aftrek van voorbelasting bestaan. Er was geen sprake van schending van het neutraliteitsbeginsel. De inspecteur had de btw-aftrek terecht geweigerd.
Update
De ondernemer probeerde nog zijn gelijk te halen bij de Hoge Raad. Maar ook de Hoge Raad rekende de werkzaamheden van de curator niet toe aan de ondernemer. De ondernemer voerde niets aan waaruit bleek dat de curator belaste of onbelaste werkzaamheden had uitgevoerd met het oog op belaste prestaties van de ondernemer zelf. De Hoge Raad (19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1672) verklaarde het cassatieberoep van de ondernemer ongegrond.
Wet: artikel 68, lid 1 Faillissementswet, artikel 43, lid 1 AWR, 15 Wet OB 1968
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 28 augustus 2014 (gepubliceerd op 1 september 2014), ECLI:NL:GHAMS:2014:3609
Geef een reactie