Een vennootschap die niet actief had bijgedragen en voorts niet bewust had meegewerkt aan onzakelijke handelingen, werd toch aansprakelijk gesteld voor onbetaalde belastingschulden van een voormalige dochter. Zij had uit ingewonnen informatie over de vervreemding van de aandelen kunnen concluderen dat bepaalde handelingen van de koper de verhaalsmogelijkheden van de ontvanger illusoir zou maken.
De aansprakelijkgestelde moedermaatschappij in deze verwijzingszaak moest bewijs leveren voor de vraag of het aan haar was te wijten dat het vermogen van haar voormalige dochter ontoereikend was voor het voldoen van vennootschapsbelasting. Vaststond dat het vermogen van de dochter vlak voor het vervreemdingsmoment voldoende was om de door haar verschuldigde belasting te kunnen voldoen. Wel was het verwijzingshof met de inspecteur eens dat er binnen de dochtermaatschappij sprake was van een vermogensvermindering die was veroorzaakt door onzakelijke handelingen. Maar die vermogensvermindering werd volgens het hof veroorzaakt buiten toedoen van belanghebbende. De inspecteur slaagde er niet in aannemelijk te maken dat belanghebbende actief had bijgedragen aan de vermogensvermindering. Wel vond het hof dat belanghebbende op het moment van vervreemding van de aandelen wist dan wel behoorde te weten dat de koper of een derde door het entameren van buiten de normale bedrijfsuitoefening liggende handelingen, de verhaalsmogelijkheden van de ontvanger illusoir zou maken. Belanghebbende had overlegd met een gerenommeerd adviseur teneinde advies in te winnen over de vervreemding van de aandelen van de dochter, meer in het bijzonder over de investeringsplannen na vervreemding. Echter, alleen het inwinnen van informatie was niet voldoende. Het ging meer om de conclusies die belanghebbende had kunnen of moeten trekken uit die ingewonnen informatie, aldus het hof. Zij had naar aanleiding van de ingewonnen informatie kritische vervolgvragen moeten stellen. Het hof kende bij haar oordeel ook belang toe aan het feit dat belanghebbende in zee was gegaan met een organisatie die openlijk adverteerde inzake het bemiddelen bij de overdracht van vervangingsreservevennootschappen.
Wet: artikel 40, eerste en zesde lid, onderdeel c, Invorderingswet 1990
Meer informatie: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 9 juni 2017 (gepubliceerd 10 juli 2017), ECLI:NL:GHSHE:2017:2582
Geef een reactie