De fiscus kan een informatiebeschikking afgeven als hij in redelijkheid het vermoeden heeft dat sprake is van belastingplicht in Nederland. Het voeren van enkele besprekingen in Nederland die primair zijn gericht op het opzetten van een nieuwe structuur, kan volgens de Hoge Raad het vragen van inlichtingen rechtvaardigen.
Het ging om een naar het recht van Curaçao opgerichte nv. Meer dan driekwart van de aandelen waren in handen van een Belg en de rest van de aandelen werd gehouden door diens kinderen. In hoger beroep besliste Hof Den Bosch dat de stukken waarop de inspecteur zich beriep, ter staving van zijn vermoeden dat sprake is van belastingplicht in Nederland, nog geen begin van bewijs hadden geleverd. Het feit dat enkele besprekingen in Nederland werden gevoerd op het kantoor van een adviseur, was onvoldoende om informatiebeschikkingen af te geven. De Hoge Raad zag dit anders. Volgens de Hoge Raad was uit de uitspraak van het hof niet op te maken wat het hof van de inspecteur had verlangd voor het voeden van de veronderstelling dat de nv belastingplichtig is in Nederland. Het was niet uit te sluiten dat besprekingen in Nederland werden gevoerd tijdens welke besluiten waren genomen, die kunnen worden beschouwd als feitelijk leiding geven aan de nv door de grootaandeelhouder en/of de adviseur. En dat de door de inspecteur ter inzage gevraagde bescheiden over dit een en ander informatie konden verschaffen. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie van de staatssecretaris gegrond en verwees de zaak naar Hof Arnhem-Leeuwarden voor nader onderzoek.
Wet: artikelen 47 en 52a AWR
Meer informatie: Hoge Raad, 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3603
Geef een reactie