Er kan alleen sprake zijn van een privaatrechtelijke dienstbetrekking als er een persoonlijke verplichting van de opdrachtnemer bestaat om een opdracht uit te voeren. Omdat hiervan geen sprake was bij een transportbedrijf dat via een stichting personeel inhuurde, waren de betrokken chauffeurs niet in dienstbetrekking bij het transportbedrijf, zo oordeelde Rechtbank Gelderland.
In de betreffende zaak deed een transportbedrijf in 2009 en 2010 regelmatig een beroep op de medewerkers van een stichting, voor chauffeurswerkzaamheden. De ritten werden uitgevoerd door drie verschillende medewerkers, tegen een vast uurtarief van € 21,50. De inspecteur vond dat de medewerkers in dienstbetrekking waren geweest bij het transportbedrijf, en legde daarom een naheffingsaanslag loonbelasting op, met een boete van 25%. Rechtbank Gelderland oordeelde echter dat er geen sprake was van een dienstbetrekking. De inspecteur had namelijk niet aannemelijk gemaakt dat het transportbedrijf bevoegd was om zelf te bepalen welke medewerker een rit zou uitvoeren. Dit bepaalde de stichting die het personeel ‘uitleende’. Er was daarom geen persoonlijke verplichting van de chauffeurs om arbeid te verrichten, en hierdoor ook geen verplichting van het transportbedrijf om de chauffeurs persoonlijk te betalen. Omdat zodoende niet werd voldaan aan alle voorwaarden voor het bestaan van een privaatrechtelijke dienstbetrekking, vernietigde de rechtbank de naheffingsaanslag en de boete.
Wet: artikel 2 lid 1 Wet LB 1964
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 18 juni 2013, LJN: CA3231
Geef een reactie