Eenmalige nevenwerkzaamheden die onvoldoende verband houden met verrichte werkzaamheden in het kader van de onderneming, kunnen niet aan de onderneming worden toegerekend.
Na verwijzing door de Hoge Raad was in deze zaak alleen nog in geschil of de nevenwerkzaamheden waren verricht in het kader van de eenmanszaak, die de eigenaar aanmerkte als onderneming. Volgens Gerechtshof Amsterdam was niet aannemelijk gemaakt dat de eenmanszaak als organisatie van kapitaal en arbeid duurzaam aan het economische verkeer had deelgenomen. Evenmin viel in het betreffende jaar redelijkerwijs voordeel te verwachten van de in de zaak ondernomen activiteiten. Daarbij was geen verband tussen die werkzaamheden en de eenmalige nevenactiviteiten. De nevenactiviteiten konden daarom niet worden toegerekend aan de werkzaamheden van een bestaande onderneming. De genoten inkomsten uit de nevenactiviteiten waren door de inspecteur terecht als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW) aangemerkt, aldus het hof.
Wet: artikel 3.8 en 3.90 Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 10 december 2015 (gepubliceerd 30 december 2015), ECLI:NL:GHAMS:2015:5324
Geef een reactie