Als een later gestort bedrag niet hetzelfde vermogen is als box 3-vermogen aan het begin van het jaar, zijn in beginsel beide bedragen te belasten.
Rechtbank Gelderland heeft uitspraak gedaan in een zaak waarin een vrouw in haar aangifte IB/PVV 2011 aanvankelijk haar tegoed bij een Zwitserse bank had verzwegen. Zij is overigens strafrechtelijk veroordeeld voor het gedurende vele jaren verzwijgen van dat vermogen. Zie ‘160 uur taakstraf en twee ton boete voor verzwijgen bankrekening’. Daarnaast heeft de Belastingdienst de vrouw op 13 december 2017 ter behoud van rechten een navorderingsaanslag over 2011 opgelegd. De vrouw gaat in bezwaar tegen deze aanslag. De inspecteur wijst dit bezwaarschrift af. In de bijlage is een kopie opgenomen van een tweede navorderingsaanslag. De rechtbank ziet in deze omstandigheid echter geen reden om de eerste navorderingsaanslag te vernietigen. De inspecteur was niet verplicht de eerste navorderingsaanslag te voegen bij zijn uitspraak op bezwaar. Bovendien heeft de uitspraak op bezwaar duidelijk betrekking op de eerste navorderingsaanslag.
Nieuw feit en tijdig nagevorderd
Verder oordeelt de rechtbank dat de navorderingsaanslag tijdig is opgelegd. De inspecteur heeft meer tijd gekregen om de aanslag op te leggen doordat de gemachtigde van de vrouw uitstel voor het doen van aangifte heeft gekregen. Dat de gemachtigde de vrouw misschien niet heeft ingelicht over dit uitstel, komt voor zijn verantwoordelijkheid. Ook oordeelt de rechtbank dat sprake is van een nieuw feit. De primitieve aanslag is in oktober 2013 opgelegd en de Belastingdienst kwam pas in 2017 achter het bestaan van de desbetreffende Zwitserse bankrekening.
Geen dubbeltelling
In de beroepsprocedure stelt de fiscus dat de vrouw op 1 januari 2011 onder andere een bedrag van € 600.000 in contanten had. Daarnaast is op 17 mei 2011 bij een Zwitserse bank een cheque van 1.258.100 Zwitserse frank (CHF) uitgeschreven op naam van de vrouw. Haar ex-echtgenoot was de opdrachtgever. De Belastingdienst bestempelt het bedrag van CHF 1.258.100 als belaste partneralimentatie. De vrouw beweert dat de inspecteur had moeten kiezen: een bedrag aan box 3-vermogen in aanmerking nemen of de partneralimentatie. Door allebei te kiezen, heeft een dubbeltelling plaatsgevonden, aldus de vrouw. Maar de rechtbank vindt haar stelling niet aannemelijk. Het bedrag van € 600.000 is aan het begin van 2011 al vermogen van de vrouw geweest, het bedrag van CHF 1.258.100 is pas later in 2011 tot haar vermogen gaan behoren. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van de vrouw ongegrond.
Wet: art. 8:42 Awb, art. 16 AWR en art. 3.101 en 5.2 Wet IB 2001
Geef een reactie