Voordat de ontvanger iemand aansprakelijk stelt voor belastingschulden van een rechtspersoon, moet hij zich vergewissen of diegene ook echt bestuurder is van die rechtspersoon. Daarbij is de inschrijving als bestuurder in het Handelsregister volgens de Hoge Raad niet beslissend.
In 2014 stelde de ontvanger van de Belastingdienst de bestuurder van een beheer-B.V. aansprakelijk voor onbetaald gebleven naheffingsaanslagen omzetbelasting van een andere B.V. De beheer-B.V. was enig aandeelhouder en bestuurder van die andere B.V. De aansprakelijkgestelde bestuurder voerde aan dat hij onder valse voorwendselen in het Handelsregister was ingeschreven als bestuurder van de beheer-B.V. Die inschrijving zou volgens hem geen sluitend bewijs zijn ten aanzien van zijn taken en verantwoordelijkheden binnen de beheer-B.V. Hof Arnhem-Leeuwarden vond dat de ontvanger belanghebbende terecht als bestuurder van de beheer-B.V. had aangemerkt. Het hof baseerde haar oordeel op het feit dat belanghebbende in de periode waarop de aansprakelijkstelling betrekking had, ingeschreven stond in het Handelsregister als bestuurder van de beheer-B.V. Daarnaast kon belanghebbende niet aannemelijk maken dat van enige uitschrijving met terugwerkende kracht als bestuurder sprake was geweest. De Hoge Raad zag dit anders. Volgens de Hoge Raad was de inschrijving in het Handelsregister als bestuurder van de beheer-B.V. niet beslissend. De hofuitspraak kon om die reden niet in stand blijven. De Hoge Raad verwees de zaak naar Hof Den Bosch. Tijdens die zitting zal de ontvanger moeten bewijzen dat belanghebbende is aan te merken als bestuurder van de beheer-B.V. en dus middellijk bestuurder is van de andere B.V.
Wet: artikel 36, eerste lid, tweede lid en vijfde lid, letter c Invorderingswet 1990
Meer informatie: Hoge Raad, 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:248
Geef een reactie