De Belastingdienst baseert aanslagen inkomstenbelasting in beginsel op de ingediende aangifte. Wie in de aangifte vergeet een heffingskorting op te geven of zelfs geen aangifte doet, kan de inspecteur niet verwijten deze korting niet te hebben verleend. Zelfs niet als deze heffingskorting wel was verwerkt in een voorlopige aanslag (VA).
Zo had een vrouw een ambtshalve aanslag inkomstenbelasting inclusief boete ontvangen van de Belastingdienst omdat zij haar aangifte niet had ingediend. Daarbij was geen alleenstaande ouderkorting verleend. Toen de vrouw in bezwaar ging, paste de inspecteur de heffingskorting alsnog toe. Hij weigerde echter de vrouw de kosten van bezwaar te vergoeden. De vrouw startte vervolgens een beroepsprocedure. Zij stelde dat de inspecteur bij het opleggen van de aanslag onrechtmatig had gehandeld door zijn onderzoeksplicht te hebben verzaakt. Volgens de vrouw had de fiscus de alleenstaande ouderkorting direct moeten verlenen omdat deze ook was toegepast in de voorlopige aanslag. Maar zowel de rechtbank als het hof vond dat de inspecteur niet onrechtmatig had gehandeld. In beginsel moet de Belastingdienst uitgaan van de gegevens in de aangifte, niet op eerdere (verzoeken om) voorlopige aanslagen. Omdat de vrouw niet had voldaan aan haar aangifteplicht, kon zij de fiscus niet verwijten de alleenstaande ouderkorting achterwege te hebben gelaten.
Wet: artikelen 7:15, tweede lid en 8:75, eerste lid Awb en artikel 67a, eerste lid AWR
Besluit: paragraaf 21, tweede lid BBBB
Meer informatie: Hof Den Haag, 26 mei 2015 (gepubliceerd 17 juni 2015), ECLI:NL:GHDHA:2015:1608
Geef een reactie