Gedurende leegstand van een pand mag men ervan uitgaan dat sprake is van voorgenomen gebruik voor belaste handelingen. In die periode is de voorbelasting ter zake van bijvoorbeeld restauratiekosten dan ook aftrekbaar, tenzij de inspecteur aannemelijk kan maken dat tijdens de leegstand het voornemen bestond om het pand voor niet-belaste handelingen te gaan gebruiken.
Dit was een van de geschilpunten in een zaak voor Rechtbank Gelderland. Het betrof een bv die in de jaren 2008 tot en met 2012 geen andere activiteiten verrichtte dan de belaste verhuur van drie monumentenpanden en restauratie van een leegstaande villa. Na de restauratie leverde de bv de villa btw-vrij aan een met haar gelieerde vennootschap. De bv meende recht te hebben op aftrek van voorbelasting ter zake van de restauratiekosten en algemene kosten. De rechtbank oordeelde onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2014 dat het feit dat de villa gedurende de gehele bezitsperiode leeg stond, niet geëxploiteerd was geweest en niet in gebruik was genomen, irrelevant was. De toekomstige functie van de villa was volgens de rechtbank af te leiden uit de bouwvergunning voor de verbouwing van de villa tot een kantoorgebouw. En gelet op de aard van het object en de afgegeven bouwvergunning lag belaste exploitatie voor de hand. De rechtbank vond het verder ook belangrijk dat de bv drie andere panden belast had geëxploiteerd. Er was geen enkele aanwijzing dat de bv de villa zou gaan gebruiken voor wonen, vrijgestelde prestaties of voor andere niet-belaste handelingen. De rechtbank gaf de bv dan ook gelijk op dit punt.
Wet: artikel 15, eerste en vierde lid Wet OB 1968
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 22 november 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:6146
Geef een reactie