Geeft de inspecteur tijdens de zitting bij de rechtbank aan boeten te laten vervallen? Dan geeft hij deze boeten onvoorwaardelijk prijs, tenzij hij daarna (incidenteel) hoger beroep instelt.
Een man was door de Belastingdienst geïdentificeerd als rekeninghouder bij KB-Lux. De Belastingdienst had daarom voor een aantal jaar navorderingsaanslagen vermogensbelasting en inkomstenbelasting opgelegd. De man gaf pas in hoger beroep toe rekeninghouder te zijn geweest. In hoger beroep voor Hof Den Bosch was onder meer in geschil of de goede procesorde was geschonden als de rekeninghouder pas tijdens de zitting aanbood aanvullend bewijs te leveren. Dit bewijs kon hij leveren door overlegging van een schriftelijk stuk uit een eerder gevoerde civiele procedure. Bij afweging van belangen stelde het hof het algemeen belang van een doelmatige procesgang boven het belang van de man. De rekeninghouder had zijn bewijsstukken volgens het hof veel eerder kunnen en moeten overleggen.
Zijn boeten terecht opgelegd?
De rechtbank had in eerste aanleg boetebeschikkingen vernietigd. Dit vanwege de mededeling van de inspecteur. De inspecteur was van mening dat hij onvoldoende bewijs kon leveren voor de boeten en dat hij de boeten daarom in het geval van de man moest laten vervallen. De inspecteur kwam bij het hof terug op zijn standpunt voor de rechtbank en eist bij het hof dat de rekeninghouder alsnog de boeten moest krijgen. Het hof is echter van mening dat de inspecteur bij de rechtbank de boeten onvoorwaardelijk heeft prijsgegeven. Hij had ter behoud van rechten incidenteel hoger beroep kunnen instellen, aldus het hof. De boeten zijn daarom definitief prijsgegeven door de Belastingdienst.
Wet: artikel 47 Algemene wet inzake rijksbelastingen
Meer informatie: Hof Den Bosch 12 januari 2017 (gepubliceerd op 29 maart 2017), ECLI:NL:GHSHE:2017:66
Geef een reactie