Dat een belastingplichtige niet de gevraagde informatie aanleverde, gaf de inspecteur niet het recht om uitspraak op de bezwaren te doen buiten de wettelijke beslistermijn. Volgens het hof misbruikte de inspecteur zijn bevoegdheid om deze termijn op te schorten.
Van een tipgever ontving een inspecteur informatie dat banktegoeden in het buitenland werden aangehouden. De inspecteur verzocht een belanghebbende daarover informatie te verschaffen, maar die bleef dat weigeren. De inspecteur legde uiteindelijk over meerdere jaren belastingaanslagen aan hem op (inclusief vergrijpboeten en heffingsrenten), waartegen de belastingplichtige bezwaar indiende. Toen de termijn voor het doen van de uitspraken op deze bezwaren was verstreken, stelde de man beroep in bij de belastingrechter. Volgens de inspecteur kon hij niet worden gehouden aan de wettelijke termijn van zes weken voor het doen van uitspraak op de bezwaren, zolang de man weigerde de verlangde informatie te verstrekken. Het hof ging niet mee in dit standpunt van de inspecteur en was van mening dat de inspecteur zijn bevoegdheid misbruikte om de wettelijke beslistermijn op te schorten. De inspecteur had geen goede gronden om de uitspraken op de bezwaren aan te houden en later uitspraak te doen op de bezwaren. Het hof oordeelde daarom dat de inspecteur een dwangsom van € 68.040 was verschuldigd. Als hij niet binnen twee weken na deze uitspraak alsnog de uitspraken op de bezwaren bekend maakt, komt daar nog een nadere dwangsom bij die kan oplopen tot maximaal € 1.620.000.
Wet: artikel 4:15, 6:7, 7:10, lid 1 en 8:55b Awb en artikel 52a AWR
Meer informatie: Gerechtshof Den Bosch, 26 februari 2015 (gepubliceerd 2 maart 2015), ECLI:NL:GHSHE:2015:626
Geef een reactie