Bij de toets of een inspecteur redelijk voortvarend heeft gehandeld bij het opleggen van een aanslag, is niet zozeer van belang wanneer de aanslag intern is vastgesteld. Uiteindelijk gaat het erom wanneer de belastingplichtige de aanslag ontvangt. Door fouten bij de Belastingdienst kan veel tijd komen te liggen tussen de interne vaststelling van de aanslag en de ontvangst door de belastingplichtige.
In een zaak voor Hof Amsterdam had de inspecteur op 3 januari 2011 intern een navorderingsaanslag opgesteld met betrekking tot aanvankelijk verzwegen inkomsten uit de jaren 1997 – 2007. Het ging hier om een zogeheten penaanslag, die niet was vervaardigd door het automatiseringscentrum van de Belastingdienst maar door de inspecteur zelf was berekend en geprint. Op 27 november 2011 stuurde de Belastingdienst de belastingplichtige, een vrouw, een aanmaning. De vrouw stelde dat zij de navorderingsaanslag nog niet had ontvangen en dat de fiscus onvoortvarend had gehandeld. Dat vond het hof ook. De inspecteur legde uit dat hij het belastingjaar op het dossierexemplaar en op de kopie voor de Centrale Administratie (B/CA) per abuis niet had ingevuld. Normaal gesproken zou hij binnen een paar werkdagen hierover bericht krijgen van de B/CA. Het hof kreeg echter de indruk dat de inspecteur dit bericht pas in november 2011 had ontvangen. De rechter vond bovendien dat de ambtsedige verklaring van de inspecteur onvoldoende inzicht gaf in het traject van terpostbezorging. Nu de inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat de vrouw de aanslag tijdig had ontvangen, was een vermindering van de navorderingsaanslag aan de orde.
Wet: artikel 16 AWR
Meer informatie: Hof Amsterdam, 24 november 2015 (gepubliceerd 9 december 2015), ECLI:NL:GHAMS:2015:5121
Geef een reactie