Van onzakelijke uitgaven voor de sloop en bouw van een woning van een dga door een vennootschap kan alleen sprake zijn voor zover de uitgaven niet leidden tot een equivalente waardevermeerdering van de woning. Een met de onzakelijke uitgaven overeenkomend voordeel voor de dga is genoten in de jaren waarin ter bevrediging van de persoonlijke behoefte van de dga de onverantwoorde investeringen in de woning zijn gedaan.
Een dga had via zijn houdstervennootschap 6% van de aandelen in een tussenhoudster. Zijn zus had via haar houdstervennootschap eveneens 6% van die aandelen. Hun vader hield via zijn houdstervennootschap de resterende aandelen. Deze tussenhoudster hield alle aandelen in een B.V. die een fruithandel exploiteerde. De tussenhoudster kocht in 2005 de woning naast het fruitbedrijf voor € 617.500. Daarvan had een bedrag van € 182.500 betrekking op de opstal. In 2006 liet de tussenhoudster de bestaande woning slopen en een nieuwe woning bouwen. Hiermee was een bedrag van € 681.703 gemoeid.
Zakelijke prijs
In 2008 overleed de vader. Daarop besloten de dga en zijn zus dat zijn zus het bedrijf zou gaan voortzetten. In dat kader kwamen de zus en de dga ook overeen dat de tussenhoudster de woning waarin de dga woonde, zou verkopen voor de zakelijke prijs van € 835.000. Dat leverde voor de tussenhoudster in 2009 een boekverlies op van € 430.967. In een eerdere procedure voor de vennootschapsbelasting accepteerde de Hoge Raad dit boekverlies niet, omdat de transactie was ingegeven door aandeelhoudersmotieven. Vanwege deze onttrekkingen legde de inspecteur (ook) een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2009 op vanwege verkapte winstuitdelingen.
Indirect meerderheidsbelang
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat in 2009 geen verkapte winstuitdeling kan zijn gedaan. De reden is dat de uitgaven ten onrechte waren geactiveerd. Van onzakelijke uitgaven kan alleen sprake zijn voor zover deze uitgaven niet leidden tot een even zo grote waardevermeerdering van de woning. Een met de onzakelijke uitgaven corresponderend voordeel voor de aandeelhouder is dan genoten in de jaren waarin ter bevrediging van de behoefte van de dga de bedoelde investeringen in de woning zijn gedaan. Bij verkoop van de woning in 2009 komt een dergelijk voordeel juist niet tot uitdrukking. Het hof verwerpt ook het argument van de inspecteur dat de vennootschap zich een voordeel heeft laten ontgaan door geen compensatie te bedingen voor die kosten. De reden is dat de vader een indirecte meerderheidsbelang in de tussenhoudster had, niet de dga zelf. Het hof was het met de dga eens dat alleen de vader had kunnen besluiten om de uitgaven van sloop en nieuwbouw niet te verhalen.
Wet: art. 4.12 en 4.43 lid 1 Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 17 september 2019 (gepubliceerd 27 september 2019), ECLI:NL:GHARL:2019:7498
Geef een reactie