Het ministerie van Financiën heeft een internetconsultatie geopend over het conceptwetsvoorstel voor de aanpassing van de vastgoed fbi en wijzigingen voor de vbi en fgr.
Het wetsvoorstel bestaat op hoofdlijnen uit de volgende onderdelen: de wijziging van de definitie van het fgr, de wijziging van het vbi-regime, de wijziging van het fbi-regime en het overgangsrecht.
De wijziging van de definitie van het fgr
In de nu voorgestelde definitie wordt aansluiting gezocht bij de in de Wet op het financieel toezicht gehanteerde categorieën van beleggingsinstellingen en icbe’s. Hiermee is beoogd de regeling van het fgr meer in overeenstemming te brengen met de oorspronkelijke doelstelling voor de zelfstandige belastingplicht van het fgr. Dat wil zeggen dat het fiscaal geen verschil maakt of wordt belegd via een nv (en tegenwoordig ook de besloten vennootschap (bv)) of via een fgr. Om een gelijke behandeling te bewerkstelligen wordt een fgr, net als een nv en een bv, in de vennootschapsbelastingheffing betrokken. Als gevolg van de voorgestelde wijziging verdwijnt het fgr derhalve niet, maar worden de vereisten voor de zelfstandige belastingplicht voor de vennootschapsbelasting van het fgr aangepast. De voorgestelde wijziging heeft ook tot gevolg dat een zogenoemd familiefonds dat voor de inwerkingtreding van deze wet is gestructureerd als fgr door de inwerkingtreding van deze wet niet langer als fgr voor de vennootschapsbelasting wordt aangemerkt en dus niet langer zelfstandig belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting. De reden is dat deze familiefondsen over het algemeen niet zullen voldoen aan de voorgestelde definitie van het fgr waarin aansluiting wordt gezocht bij de in de Wet op het financieel toezicht gehanteerde categorieën van beleggingsinstellingen en icbe’s. Dit werkt ook door naar het vbiregime en het fbi-regime.
Het vbi-regime
Voorgesteld wordt om voor de beleggingsinstelling die voor het vbi-regime in aanmerking komt aansluiting te zoeken bij de definitie van beleggingsinstelling of icbe als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht. De voorgestelde wijziging van het vbi-regime beoogt de toegang tot het vbiregime te beperken tot beleggingsinstellingen en icbe’s die rechten van deelneming aanbieden aan een breed publiek of aan institutionele beleggers. Hiermee vervalt de bestaande mogelijkheid om gebruik te maken van het vbi-regime bij het beleggen van privévermogen. Met het laten voortbestaan van het vbi-regime in aangepaste vorm blijft collectief beleggen voor particuliere beleggers aantrekkelijk (door gelijke fiscale behandeling in vergelijking met individueel beleggen). Het vbi-regime blijft obstakels wegnemen voor kleine particuliere beleggers die collectief willen beleggen. Tevens wordt daarmee voorkomen dat beleggingsinstellingen die nu nog gevestigd zijn in Nederland naar het buitenland vertrekken.
Het fbi-regime
Het kabinet heeft op Prinsjesdag 2022 de invoering van de zogenoemde vastgoedmaatregel in de vennootschapsbelasting aangekondigd. Als gevolg van de voorgenomen maatregel mogen fbi’s niet langer rechtstreeks beleggen in vastgoed en worden de huidige vastgoed-fbi’s vanaf dus vanaf 1 januari 2025 regulier belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. De winst van deze lichamen wordt dan belast tegen het reguliere vennootschapsbelastingtarief. Aan de vastgoed-fbi komt dus per 1 januari 2025 een einde. Hoewel het aanvankelijk de bedoeling was om de vastgoedmaatregel al per 1 januari 2024 in te voeren, heeft het kabinet echter besloten om de inwerkingtreding van de vastgoedmaatregel uit te stellen tot 1 januari 2025. Hiermee wil het kabinet bewerkstellingen dat partijen voldoende tijd en handelingsperspectief hebben om te kunnen anticiperen op de gevolgen van de vastgoedmaatregel. Daarnaast houdt de uitgestelde inwerkingtreding van de vastgoedmaatregel verband met het besluit van het kabinet om te voorzien in een flankerende maatregel in de overdrachtsbelasting die met ingang van 1 januari 2024 in werking zal treden.
Vastgoedmaatregel
De vastgoedmaatregel wordt op hoofdlijnen als volgt vormgegeven. In de eerste plaats wordt geregeld dat een beleggingsinstelling niet langer rechtstreeks mag beleggen in vastgoed om voor het fbi-regime in aanmerking te komen. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt tussen in Nederland en buiten Nederland gelegen vastgoed. Het blijft een fbi wel toegestaan om te beleggen in een regulier belastingplichtige dochtervennootschap die in Nederland gelegen of in het buitenland gelegen vastgoed houdt (vastgoedlichaam). De vastgoedmaatregel regelt daarnaast dat een fbi zich in voorkomende gevallen niet mag bezighouden met het bestuur van een met die fbi verbonden vastgoedlichaam.
In de tweede plaats wordt de zogenoemde financieringseis aangepast. De huidige eis dat de financiering met vreemd vermogen niet hoger mag zijn dan 60% van de boekwaarde van het vastgoed komt te vervallen. Dit heeft, kort gezegd, tot gevolg dat voor beleggingen zal gaan gelden dat de financiering met vreemd vermogen wordt beperkt tot ten hoogste 20% van de boekwaarde van die beleggingen. In de derde plaats blijven de huidige uitbreidingen van het begrip beleggen van vermogen – die allen verband houden met het beleggen in vastgoed – twee daarvan in aangepaste vorm bestaan, behalve de uitbreiding die ziet op het investeren in een verbetering of uitbreiding van vastgoed. De noodzaak van deze uitbreiding van het beleggingsbegrip komt door het niet langer toestaan van directe beleggingen in vastgoed door een fbi te vervallen. Vanwege de vastgoedmaatregel wordt het een fbi niet langer toegestaan om een vastgoedontwikkeldochter of een servicedochter waarin het een belang houdt te besturen.
Overgangsrecht
In het voorgestelde overgangsrecht wordt geregeld dat – voor Nederlandse fiscale doeleinden – een fgr dat door de voorgestelde wijziging per 1 januari 2024 niet langer aan de definitie van fgr voldoet, op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de wijziging van die definitie, alle vermogensbestanddelen aan haar deelgerechtigden vervreemdt. Voor Nederlandse fiscale doeleinden geldt tevens dat de deelgerechtigden vanaf het tijdstip van de wijziging van de definitie van fgr hun deelgerechtigdheid in de resultaten van het fgr dat niet langer aan de definitie van fgr voldoet, zelfstandig in de heffing van inkomsten- of vennootschapsbelasting worden betrokken. De bezittingen en schulden van dat fgr worden voor fiscale doeleinden naar rato van ieders deelgerechtigdheid toegerekend aan die deelgerechtigden. Op het moment dat dat fgr ophoudt te bestaan, is een vervreemdingsfictie noodzakelijk om te zorgen dat de eventuele fiscale claim behouden blijft. Civielrechtelijk is geen sprake van een overdracht door de deelgerechtigden van hun bewijs van deelgerechtigdheid in dat fgr. Om die reden worden de deelgerechtigden geacht hun bewijs van deelgerechtigdheid te hebben vervreemd tegen de waarde in het economische verkeer. De internetconsultatie staat open tot en met 5 april 2023.
Bron: Concept voorstel van wet aanpassing fgr vbi fbi, Ministerie van Financien, 9 maart 2023
Masterclass Vastgoedfinanciering
Topspecialisten op het terrein van vastgoed en financiering nemen u mee in de ins & outs. Deze masterclass is voor de professional die adviseert over juridische en/of financiële aspecten van beleggen en investeren in vastgoed. Zoals accountants, fiscalisten, vastgoedjuristen, advocaten en notarissen.
Geef een reactie