Aangezien de feitelijke activiteiten van een ANBI pas worden getoetst op een moment later dan waarop de ANBI-beschikking wordt gegeven, is het redelijk dat de beschikking in dat geval met terugwerkende kracht kan worden ingetrokken. Dit strookt volgens de A-G van de Hoge Raad met de ratio van de faciliteit.
Op 24 september 2014 oordeelde Hof Den Haag dat een stichting vanaf 1 januari 2010 niet meer aangemerkt kon worden als een ANBI. Dit in tegenstelling tot Rechtbank Den Haag die meende dat de ANBI-status vanaf 1 januari 2008 moest worden ingetrokken. Volgens het hof mocht de stichting er wél op vertrouwen dat de inspecteur bij het verlenen van de ANBI-status een weloverwogen standpunt had ingenomen, met inachtneming van alle relevante gegevens over de feitelijke activiteiten. Zie ‘Intrekking ANBI-status niet onbeperkt met terugwerkende kracht’. A-G Niessen heeft naar aanleiding van het principaal beroep in cassatie van de staatssecretaris en het incidenteel beroep in cassatie van de stichting een conclusie genomen. De A-G stelde voorop dat de ANBI-status terecht was ingetrokken. De stichting had bij de ANBI-aanvraag bevestigend geantwoord op de vraag of de werkzaamheden voor minstens 50% het algemeen belang dienden. De ANBI-beschikking was dus gebaseerd op onjuiste door de stichting verstrekte gegevens. De beschikking moest daarom worden ingetrokken met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008. Verder concludeerde de A-G dat verwijzing moet volgen voor de beantwoording van de vraag of de intrekking van de beschikking in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Hof Den Haag was namelijk niet aan deze stelling van de stichting toegekomen.
Wet: artikel 6.33 Wet IB 2001 en artikelen 41a, 41b en 41c Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001
Meer informatie: Parket bij de Hoge Raad, 22 oktober 2015, (gepubliceerd op 6 november 2015), ECLI:NL:PHR:2015:2204
Geef een reactie