Anders dan de rechtbank, oordeelt Hof Den Haag dat een kwalificerende algemeen nut beogende instelling mocht vertrouwen op het keurmerk dat de Belastingdienst had afgegeven.
In deze zaak ging het om een stichting die een museum exploiteerde en expositieruimte voor het tentoonstellen van onder andere oldtimers en andere antieke vervoermiddelen. Per 1 januari 2008 was zij aangemerkt als algemeen nut beogende instelling (ANBI). In 2008 verkreeg de stichting een nalatenschap met een waarde van ruim € 2 miljoen. Na beoordeling van de ANBI-status in oktober 2010 en een daaropvolgend boekenonderzoek in maart 2011, concludeerde de inspecteur echter dat de ANBI-beschikking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 moest worden ingetrokken. Als gevolg daarvan ontving de stichting alsnog een aanslag successierecht over de verkregen nalatenschap. Het hof was het in dit geval met de rechtbank eens dat de feitelijk verrichtte activiteiten van de stichting niet voor ten minste 50% het algemeen belang dienden, en dat zij daarom niet aangemerkt kon worden als ANBI. Over de intrekking van de ANBI-beschikking oordeelt het hof echter anders dan de rechtbank. Volgens het hof mocht de stichting er wél op vertrouwen dat de inspecteur bij het verlenen van de ANBI-status een weloverwogen standpunt had ingenomen, met inachtneming van alle relevante gegevens over de feitelijke activiteiten. Dat de inspecteur hierbij het dossier van de stichting niet raadpleegde, doet hieraan niet af en was voor rekening van de inspecteur. Uit de feiten bleek ook niet dat de stichting op voorhand wist dat zij niet voldeed aan de ANBI-vereisten en willens en wetens toch de ANBI-aanvraag deed. De intrekkingsbeschikking mocht daarom niet eerder in werking treden dan op 1 januari 2010.
Wet: artikel 6.33 Wet IB2001, artikel 41a t/m 41d Uitvoeringsregeling Wet IB2001 (tekst 2008)
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag 24 september 2014 (gepubliceerd op 3 november 2014), ECLI:NL:GHDHA:2014:3465
Geef een reactie