Voor behoud van de ANBI-status moet de administratie op zichzelf voldoende inzicht geven in de aard en omvang van de uitgaven. Gebreken in de administratie kan men niet herstellen doordat getuigen verklaren hoe de gelden zijn besteed, aldus de Hoge Raad.
Deze zaak werd aangespannen door een stichting die op haar verzoek in 2008 was aangemerkt als algemeen nut beogende instelling (ANBI). Bij beschikking van 13 mei 2013 merkte de inspecteur de stichting met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 echter niet meer aan als ANBI, omdat zij niet aan de wettelijke vereisten voldeed. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelde dat de ANBI-status terecht was ingetrokken, omdat de administratie van de stichting geen inzicht gaf in de aard en omvang van de gestelde bestedingen in Brazilië. De inspecteur kon zo niet controleren of de middelen in de vereiste mate het algemeen belang hadden gediend. Het hof ging voorbij aan het aanbod om een van de oprichters van de stichting en de penningmeester alsnog nader te laten verklaren hoe de gelden waren besteed. Terecht aldus A-G IJzerman, want aan de administratieplicht kan alleen worden voldaan als de administratie bestaande uit schriftelijke stukken en andere gegevensdragers, zelf adequaat is. De Hoge Raad komt tot de slotconclusie dat het hof terecht had geoordeeld dat de administratie niet aan de wettelijke vereisten voldeed, omdat deze geen inzicht gaf in de gegevens die hiermee aangetoond zouden moeten worden. Dit gebrek in de administratie kan de stichting niet helen door middel van een (getuigen)verklaring. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van de stichting daarom ongegrond.
Wet: artikel 5b AWR, artikel 41a, lid 1, letter i UR IB 2001 (oud, huidig: artikel 1a, lid 1, letter i UR AWR)
Meer informatie: Hoge Raad 7 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1237
Geef een reactie