Als een ondernemer in bedrijfsmiddelen investeert, kan hij naast de afschrijving nog een extra bedrag ten laste brengen van de winst: de investeringsaftrek. Het kan daarbij gaan om indrukwekkende bedragen. Vooral de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) kan interessant zijn. Na 2014 blijft namelijk alleen voor de KIA een drempel gelden van € 450.
Er bestaan momenteel drie verschillende investeringsaftrekregelingen. Dat zijn:
– de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA);
– de energie-investeringaftrek (EIA);
– de milieu-investeringsaftrek (MIA).
Per bedrijfsmiddel is een combinatie van KIA en EIA of KIA en MIA mogelijk, maar een combinatie van EIA en MIA is helaas niet toegestaan.
Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) is in feite de ‘gewone’ investeringsaftrek. Een ondernemer die in een kalenderjaar tussen € 2301 en € 309.693 (2015) investeert in bedrijfsmiddelen heeft recht op deze aftrek. Met investeren wordt hier bedoeld: ‘het aangaan van verplichtingen voor de aanschaf of verbetering van een bedrijfsmiddel of het maken van voortbrengingskosten voor een bedrijfsmiddel’. Voor het toepassen van de KIA moet men een verzoek indienen bij de Belastingdienst. Men kan dat verzoek bij de aangifte doen of als aanvulling op de aangifte of – als de aanslag al is opgelegd – in een bezwaarschrift tegen de aanslag. Het bedrag dat men in aftrek kan brengen, daalt naarmate het investeringsbedrag toeneemt. Hierdoor is dus veel geld te verdienen met een juiste tijdsplanning van de investeringen.
Uitgesloten bedrijfsmiddelen en transacties
Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor investeringsaftrek. Uitgesloten zijn bedrijfsmiddelen waarvoor het investeringsbedrag minder is dan € 450, maar bijvoorbeeld ook woonhuizen, gronden, goodwill en personenauto’s die niet zijn bestemd voor beroepsvervoer. Uitgesloten bedrijfsmiddelen tellen overigens niet mee bij de vraag of voor meer dan € 2300 is geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen. Wel geldt dat onder voorwaarden en op verzoek ontheffing van de uitsluiting kan worden verkregen. Naast de uitsluiting van specifieke bedrijfsmiddelen zijn er verschillende transacties die zijn uitgesloten van investeringsaftrek. Denk hierbij aan ‘besmette transacties’ zoals verplichtingen tussen de ondernemer en zijn bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of personen die behoren tot diens huishouden of verplichtingen tussen de ondernemer en de bv waarvan de aandelen voor ten minste eenderde gedeelte in zijn bezit zijn.
Samenwerkingsverbanden
Als een ondernemer zijn onderneming drijft in een samenwerkingsverband worden de investeringen van het samenwerkingsverband samengeteld voor de bepaling van het aftrekpercentage. De afzonderlijke firmanten mogen in principe onderling afspraken maken over de verdeling van de investeringsaftrek. De toerekening van het recht op investeringsaftrek vindt plaats naar rato van hun kapitaaldeelname, hun aandeel in de stille reserves, hun aandeel in de winst of gewoon ieder voor een gelijk deel. Van belang is dat de verdeling redelijk is en dat de firmanten allemaal hetzelfde criterium gebruiken. Zie ook ‘Willekeurige verdeling investeringsaftrek niet toegestaan’. Wanneer de aanslag van een van de firmanten onherroepelijk vaststaat, is de verdeling definitief en kan hierop niet meer worden teruggekomen.
EIA en MIA
Om voor de energie-investeringsaftrek (EIA) en milieu-investeringsaftrek (MIA) in aanmerking te komen, moet men investeren in bedrijfsmiddelen die op de Energielijst of Milieulijst MIA/VAMIL staan. Bovendien moet het gaan om niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen. Anders dan de KIA zijn de EIA en MIA alleen bedoeld voor de ‘echte’ ondernemer en niet voor zogenoemde medegerechtigden tot een onderneming. Verder is het van belang dat de EIA en MIA binnen drie maanden na het aangaan van de verplichting is aangemeld bij Agentschap NL. Betreft het een zelf gemaakt bedrijfsmiddel, dan moet de melding plaatsvinden binnen drie maanden na het einde van het kalenderkwartaal waarin de voortbrengingskosten zijn gemaakt. Let op: vanaf 1 januari 2014 komen investeringen in bedrijfsmiddelen met een waarde van minder dan € 2500 niet meer in aanmerking voor de EIA, MIA en de willekeurige afschrijving op milieubedrijfsmiddelen (Vamil).
Deinvesteringsbijtelling
Het tegenovergestelde van investeren is desinvesteren. Wie binnen vijf jaar waarin de investering heeft plaatsgevonden desinvesteert, kan geconfronteerd worden met de zogeheten desinvesteringsbijtelling. De desinvesteringsbijtelling komt pas aan de orde bij een desinvestering van € 2301 (2013). Ook moet het gaan om bedrijfsmiddelen waar investeringsaftrek voor is genoten. Bovendien wordt niet alleen het verkopen van een bedrijfsmiddel gezien als desinvesteren. Hieronder valt bijvoorbeeld ook schenking van het bedrijfsmiddel. Daarnaast noemt de wet een aantal gebeurtenissen die met vervreemding gelijk worden gesteld. Zo moet men de desinvesteringsbijtelling ook toepassen bij onttrekking van een bedrijfsmiddel aan de onderneming. Of als een bedrijfsmiddel in eigen gebruik wordt bestemd om hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan derden. De bijtelling wordt berekend over de overdrachtsprijs of, als die ontbreekt (bij een bestemmingswijziging bijvoorbeeld) over de waarde in het economisch verkeer. Het percentage van de desinvesteringsbijtelling is het percentage van de bij aanschaf geclaimde investeringsaftrek. De desinvesteringsbijtelling bedraagt maximaal het destijds genoten bedrag aan investeringsaftrek.
Wet: artikel 3.40, 3.41, 3.42, 3.42a, 3.45 en artikel 3.47 Wet IB 2001
Geef een reactie