Het Richtlijnvoorstel verminderen ongelijke behandeling vreemd en eigen vermogen en beperking renteaftrek is complex. Invoering per 1 januari 2024 acht het kabinet niet mogelijk.
Dit antwoordt staatssecretaris Van Rij op Kamervragen over het BNC-fiche: ‘Richtlijnvoorstel verminderen ongelijke behandeling vreemd en eigen vermogen en beperking renteaftrek’.
Het kabinet is positief over het doel van het richtlijnvoorstel om een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen te bewerkstelligen. Het voorstel leidt tot een beperking van de zogenoemde debt bias en een versterking van de financiële weerbaarheid van het Nederlandse bedrijfsleven en de kapitaalmarktunie. Uit een recent onderzoek van het kabinet blijkt dat het de voorkeur verdient om een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen in internationaal of Europees verband te bewerkstelligen. Een dergelijke multilaterale aanpak draagt bij aan effectieve aanpak van ongewenste fiscale planningsmogelijkheden.
Toename complexiteit Vpb
Tegelijkertijd verwacht het kabinet dat de introductie van een vermogensaftrek met de door de Commissie voorgestelde vormgeving tot een verdere toename van de complexiteit in een reeds zeer complexe Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) zal leiden. Als gevolg hiervan acht het kabinet een invoeringsdatum van 1 januari 2024 van het huidige voorstel niet uitvoerbaar. Het kabinet heeft conform het BNC-fiche tijdens de onderhandelingen in de Raad aandacht gevraagd voor de complexiteit van het voorstel en zal dit gedurende de onderhandelingen in de Raad blijven doen. Zo wordt bijvoorbeeld aandacht gevraagd voor diverse voortwentelingsmechanismen en de samenloop met de bestaande renteaftrekbeperkingen en de fiscale eenheid, alsmede de afwijkende berekening voor kleine en middelgrote ondernemingen. Deze complexiteit heeft gevolgen voor de uitvoeringslasten van de Belastingdienst en het bedrijfsleven.
Geef een reactie