Als de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst sluit met een belastingplichtige, moet men er rekening mee houden dat de fiscus deze overeenkomst onder bepaalde omstandigheden kan opzeggen. Bijvoorbeeld als door een wetswijziging de vaststellingsovereenkomst niet meer conform de wet is.
Een B.V. exploiteerde een concept waarbij zij zogeheten Declarabele Uren B.V. (DUBV) oprichtte waarin zij en een ander de aandelen hielden. De andere aandeelhouder is tevens statutair bestuurder van de DUBV. De bestuurder verplicht zich als werknemer tegenover de DUBV als werkgever tegen loon gedurende een bepaalde tijd arbeid te verrichten. Bovendien kan de DUBV de bestuurder ter beschikking stellen aan een derde. Op 14 augustus 2008 sloten de B.V., de DUBV’s, de bestuurders, de belastingdienst en het UWV een vaststellingsovereenkomst (VSO) af. Deze VSO zag op de voorwaarden waaronder huidige en toekomstige bestuurders kwalificeerden als werknemers. Op basis van de VSO kon een bestuurder een door de B.V. verstrekte Verklaring Uniforce Registratie (VUR) afgeven aan opdrachtgevers. Zo’n VUR vrijwaarde de opdrachtgevers van premies en lasten vanwege werkzaamheden die de bestuurder verrichtte voor de opdrachtgever. Wanneer de Wet DBA aanhangig is, houdt de Belastingdienst looncontroles bij tien DUBV’s. Daarbij stelt de inspecteur vast dat de inhoud van de VSO niet overeenstemt met de werkelijke situaties. Daarom zegt hij op 9 april 2018 de VSO op. De B.V. vordert voor de rechter dat de VSO in stand blijft.
VSO wijkt af van Wet DBA
De voorzieningenrechter wijst de vordering van de B.V. af. De rechter ziet een grote mate van overeenkomst tussen de VAR en de VUR. Met de invoering van de Wet DBA en de afschaffing van de VAR zijn ook het concept van de B.V. en de daaruit voortvloeiende VUR niet meer in overeenstemming met de wetgeving. De Belastingdienst mocht daarom de VSO opzeggen. Hof Den Haag komt tot eenzelfde oordeel. Om te beginnen bevat de VSO de mogelijkheid tot opzegging in geval van wetswijzigingen. Maar zelfs zonder deze expliciete vermelding kan de fiscus een VSO opzeggen als de redelijkheid en billijkheid dit vereisen. Het hof oordeelt dat er evenmin alternatieven voor opzegging van de VSO zijn. Op grond van de VSO wordt namelijk een dienstbetrekking aangenomen tussen de DUBV en de bestuurder als is voldaan aan de in de VSO genoemde voorwaarden. Deze gang van zaken is echter in strijd met de individuele toetsing die op grond van de Wet DBA moet plaatsvinden.
Wet: art. 7:900 BW
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag 2 juli 2019 (gepubliceerd 22 juli 2019), ECLI:NL:GHDHA:2019:1955
Geef een reactie