Naar aanleiding van een Wob-verzoek heeft de staatssecretaris van Financiën diverse documenten openbaar gemaakt die inzicht geven in de manier waarop de Belastingdienst de fiscale woonplaats van een natuurlijk persoon bepaalt. Daarbij richt de fiscus zich uitsluitend op Nederlandse feiten.
Binnenlands belastingplichtige
Feitelijke omstandigheden
Als twee staten stellen dat een natuurlijk persoon hun inwoner is, bepaalt doorgaans het belastingverdrag van welke staat deze persoon inwoner is. Een belastingverdrag gaat boven eventuele Nederlandse woonplaatsficties. Voor het verdrag zijn de feitelijke omstandigheden bepalend voor de fiscale woonplaats.
Woonplaatsonderzoek
Omdat feitelijke omstandigheden bepalen waar een natuurlijk persoon is gevestigd, zal een woonplaatsonderzoek van de Belastingdienst van zeer feitelijke aard moeten zijn. Daarbij is bovendien van belang dat vaak de inspecteur moet bewijzen dat iemand in Nederland woont. Volgens de openbaar gemaakte documenten is bij een wijziging van de woonsituatie de belastingplichtige degene die de bewijslast draagt. De Belastingdienst zal eerst nagaan of uw cliënt op basis van bepalingen in de nationale wet- en regelgeving in Nederland woont. Als dat namelijk niet het geval is, hoeft u geen beroep te doen op een belastingverdrag of andere regeling ter voorkoming van dubbele belasting.
Duurzame band van persoonlijke aard
Uit de openbaar gemaakte documenten blijkt dat de Belastingdienst bij een woonplaatsonderzoek nagaat of een persoon een duurzame band van persoonlijke aard heeft met Nederland. Volgens de stukken is niet noodzakelijk dat het middelpunt van het maatschappelijk leven van de persoon zich in Nederland bevindt.
Aanwijzingen duurzame band van persoonlijke aard
Feiten die duiden op een duurzame betrekking met een staat zijn onder meer:
- de persoon beschikt feitelijk over een duurzaam tehuis;
- de verblijfplaats van het gezin
- de verblijfplaats van de persoon zelf;
- aanwezigheid van sociale banden;
- aanwezigheid van beroeps- of bedrijfsmatige bindingen;
- aanwezigheid van financiële belangen;
- bestedingspatroon;
- intentie voor zover deze blijkt uit de feiten;
- inschrijving in de basisregistratie persoonsgegevens (BRP);
- nationaliteit.
De fiscus hanteert geen vaste rangorde voor deze omstandigheden toe, maar hecht wel veel waarde aan de duurzame woongelegenheid en de verblijfplaats van de partner en/of kinderen. Maar geen enkel feit is op zichzelf doorslaggevend.
Materiële en formele omstandigheden
De inspecteur moet ook onderscheid maken tussen formele en materiële omstandigheden. De verblijfplaats van het gezin het feitelijk verblijf van de belastingplichtige zelf zijn materiële omstandigheden. Voorbeelden van formele omstandigheden zijn de nationaliteit en de inschrijving in de BRP. Aan materiële omstandigheden moet de inspecteur een hogere waarde toekennen dan aan de formele omstandigheden.
Nederlandse feiten en omstandigheden
In bepaalde openbaar gemaakte documenten staat dat de Belastingdienst geen afweging hoeft te maken van binnenlandse en buitenlandse feiten. Buitenlandse feiten en omstandigheden spelen geen rol. Alleen wat de onderzochte persoon met Nederland bindt, is van belang voor de inspecteur.
Informatieplicht
Uw cliënt is verplicht de Belastingdienst informatie te verschaffen die van belang kan zijn voor het vaststellen van de belastbare feiten. Dat betekent dat de inspecteur hem ook kan vragen om informatie te geven die inzicht geeft in zijn woonplaats. Overigens geldt de informatieplicht ook voor buitenlands belastingplichtigen. Deze informatieplicht gaat echter niet zo ver dat de Belastingdienst naar informatie mag vissen.
Wet: art. 2.1, eerste lid, onderdeel a Wet IB 2001, art. 1, eerste lid SW 1956 en art. 47 AWR
Meer informatie: ministerie van Financiën 17 december, kenmerk 2018-0000214023
Geef een reactie