De Belastingdienst heeft een aantal geanonimiseerde samenvattingen van rulings gepubliceerd. In deze rulings verstrekte de fiscus zekerheid over het al dan niet toepassen van de innovatiebox. Ook geven de samenvattingen inzicht onder welke omstandigheden men een ruling kan krijgen.
Antimisbruikbepalingen
De innovatiebox is een fiscale faciliteit waarmee B.V.’s het resultaat uit bepaalde zelf-ontwikkelde immateriële activa tegen 7% in plaats van minstens 19% te laten belasten. Zie voor meer informatie over deze faciliteit: ‘Plaats innovatief project in de innovatiebox’. Om te voorkomen dat B.V.’s immateriële activa die feitelijk door een derde zijn ontwikkeld in de innovatiebox brengen, gelden enkele antimisbruikbepalingen. Sommige bedrijven willen van de Belastingdienst zekerheid of zij een immaterieel activum naar de innovatiebox kunnen brengen en vragen om een ruling. Aan de hand van de gepubliceerde samenvattingen krijgt men een indruk onder welke voorwaarden de fiscus een ruling wil afgeven.
Economische nexus
In de desbetreffende gevallen oefende de belastingplichtige (voor het gemak spreken we van een B.V.) in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit. Deze bedrijfseconomische operationele activiteiten vormen de economische nexus. Bovendien vond de uitoefening van de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van de B.V. plaats. De activiteiten pasten ook bij de functie van het lichaam binnen het concern. Daarnaast was het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige of doorslaggevende reden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties. De gevraagde zekerheid heeft evenmin vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in wat men grofweg aangewezen belastingparadijzen kan noemen.
Grootte van de belastingplichtige
Bij de overwegingen gaat de fiscus ook in op de grootte van de belastingplichtige. Voor zogeheten kleine belastingplichtigen is het voldoende om voor het speur- en ontwikkelingswerk een S&O-verklaring te hebben ontvangen. Grotere belastingplichtigen moeten voldoen aan aanvullende eisen. Deze eisen zijn afhankelijk van de aard van het immateriële activum. Vaak zal een octrooi of kwekersrecht moeten zijn verleend voor het activum.
Economische eigendom
In alle goedgekeurde gevallen had de B.V. de economische eigendom van een of meer zelf voortgebrachte kwalificerende immateriële activa. Deze kwalificerende immateriële activa waren het resultaat van speur- en ontwikkelingswerk waarvoor een of meer S&O-verklaringen waren afgegeven.
Bepalen van de samenhangende voordelen
De B.V.’s hadden steeds op het laagst mogelijke aggregatieniveau en op de meest passende wijze bepaald welke voordelen samenhingen met de kwalificerende immateriële activa. Bij bepaling van deze voordelen mochten de B.V.’s de afpelmethode hanteren. Daarbij neemt men de fiscale operationele winst (de zogeheten EBIT) voor wat betreft de kwalificerende omzet als startpunt. Daarbij neemt men eerst een beloning in aanmerking voor de in de onderneming uitgevoerde routinematige functies. Deze beloning valt niet onder de innovatiebox. Vervolgens rekent de B.V. een deel van de resterende operationele winst toe aan het immateriële activum in de innovatiebox. Deze allocatie is gebaseerd op een relatieve weging van de onderkende kernfuncties. De Belastingdienst beoordeelt de gemaakte winstsplitsing op basis van de informatie die de B.V. (op verzoek) verstrekt.
Uitbestede R&D-werkzaamheden
In de meeste gevallen was geen sprake van uitbestede R&D-werkzaamheden en evenmin van gekochte immateriële activa. In het geval waarin de B.V. wel R&D-werkzaamheden had uitbesteed, moet van de fiscus een nexuscorrectie plaatsvinden.
Ingroei en uitgroei voor overgangsrecht
Heeft een B.V. vóór 1 juli 2016 een immaterieel activum voortgebracht en voor dat activum uiterlijk in de aangifte over het jaar waar 1 juli 2016 deel van uitmaakt gekozen voor toepassing van de innovatiebox? Dan blijven de regels van de innovatiebox zoals deze luidden op 31 december 2016 nog een tijdje gelden, zij het dat het effectieve tarief wel 7% is. Bovendien moet men een ingroei hanteren. De achtergrond van deze ingroei is dat er voordelen zijn, die men kan toerekenen aan immateriële activa die zijn voortgebracht vóór 1 juli 2016. De ingroei is een afspiegeling van de mate waarin de voortgebrachte kwalificerende immateriële activa aan de winst gaan bijdragen. De ingroei is afgeleid van de kwalificerende omzet. Het kan ook gebeuren dat een B.V. een immaterieel overgangsrecht heeft voortgebracht vóór 1 juli 2016 en in de innovatiebox heeft gestopt, en vanaf 2017 niet meer voldoet aan de voorwaarden van de innovatiebox. In dat geval wordt bij de toepassing van het overgangsrecht een uitgroei gehanteerd.
Wet: artikel 12b, 12ba, 12bb en 34d Wet Vpb 1969
Besluit: par. 4.6 en 10.2 besluit van 6 december 2018, Staatscourant nr. 2018-68661
Meer weten over de innovatiebox? Kom naar de Masterclass Innovatiebox & WBSO op 28 november met Arthur Gimes en Eefje de Vries. > Meer informatie
Meer informatie: Belastingdienst, 12 september 2019, Innovatieboxrulings 20190717 IBOX 000001 – 20190912 IBOX 000001
Geef een reactie