Een woning kan binnen de grenzen der redelijkheid aangemerkt worden als ondernemingsvermogen, indien de bewoning ervan mede dienstbaar is aan de bedrijfsuitoefening. Waar liggen de grenzen der redelijkheid? Rechtbank Gelderland geeft in de volgende zaak een antwoord op deze vraag.
Een ondernemer dreef met zijn echtgenote vanaf 1 november 2006 een bouwbedrijf. In 2009 kocht de ondernemer een woning met een bedrijfshal. De woning en de bedrijfshal bevonden zich op hetzelfde perceel en stonden los van elkaar op het terrein. De ondernemer gebruikte de bedrijfshal voor zijn onderneming. In de woning was verder één kamer in gebruik als kantoor ten behoeve van de onderneming. Het percentage van de woning dat ten behoeve van de onderneming werd gebruikt was minder dan 10%. Volgens de inspecteur kwalificeerde de woning als verplicht privévermogen. De rechter stelde voorop dat de omstandigheid dat de woning was gelegen op het complex van de onderneming niet doorslaggevend was. De ondernemer moest aantonen dat de woning dienstbaar was aan de bedrijfsuitoefening, dat wil zeggen: mede in het belang was van de onderneming. Daarbij is het in eerste instantie aan de ondernemer om te bepalen wat in het belang is van een goede bedrijfsuitoefening. De rechter vond, gelet op de geloofwaardige verklaring van de ondernemer, dat de woning was gekocht met het oogmerk deze te gebruiken ten dienste van de onderneming. Dat de woning en de bedrijfsloods zelfstandig rendabel konden worden gemaakt, deed hieraan niet af. Er was sprake van keuzevermogen en de grenzen van de redelijkheid waren niet overschreden door de woning als ondernemingsvermogen te etiketteren.
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 5 april 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:1800
Geef een reactie