Ondernemers kunnen hun kinderen laten meewerken in hun onderneming. Zo kunnen de kinderen al vroeg kennis maken met het reilen en zeilen van het bedrijf. Maar het kan ook voordelig zijn om gewoon een (goedkope) arbeidskracht erbij te hebben. Wie zijn kind laat meewerken in de zaak moet wel op de fiscale gevolgen letten.
Echte dienstbetrekking
Het is mogelijk dat een kind gewoon binnen een echte dienstbetrekking werkt in de onderneming van zijn ouder(s). Daarvoor is vereist dat een gezagsverhouding aanwezig is. Bovendien moeten voor het meewerkende kind dezelfde arbeidsvoorwaarden gelden als voor alle andere werknemers. Is sprake van een echte dienstbetrekking, dan is het kind verzekerd voor de werknemersverzekeringen en moet het bedrijf de algemene regels toepassen voor de loonheffingen.
Fictieve dienstbetrekking
Als de familierelatie de arbeidsrelatie zo overheerst dat een zakelijke gezagsverhouding ontbreekt, is het kind niet in echte dienstbetrekking. Zie ook: ‘Zelfstandige’ dochter was niet in dienstbetrekking. De wet stelt dat een kind van 15 jaar of ouder, dat meewerkt in de onderneming van zijn ouder(s) in fictieve dienstbetrekking is. In dat geval is het kind niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. De werkgever is echter wel inhoudingsplichtig voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen. Bovendien moet hij de werkgeversheffing Zvw betalen. Daarnaast moet hij voldoen aan alle administratieve verplichtingen die de (fictieve) dienstbetrekking met zich brengt. Bijvoorbeeld het bewaren van een kopie van het identiteitsbewijs van het meewerkende kind. Overigens is de fictieve dienstbetrekking niet aan de orde als:
- de onderneming van de ouder(s) onderdeel is van een samenwerkingsverband met het kind; en
- het kind als ondernemer winst uit onderneming geniet uit dat samenwerkingsverband.
Vereenvoudigde regeling
De werkgever mag voor meewerkende kinderen onder bepaalde voorwaarden een vereenvoudigde regeling toepassen voor de inhouding/afdracht van loonheffingen. Deze houdt in dat hij voor de meewerkende kinderen slechts één keer per jaar loonheffingen hoeft in te houden en af te dragen. De voorwaarden zijn:
- het kind is minstens 15 jaar oud;
- het kind is uitsluitend verzekerd voor de volksverzekeringen en de Zorgverzekeringswet. Praktisch gezegd moet het kind dus werkzaam zijn in fictieve dienstbetrekking.
- het kind werkt in de onderneming van zijn ouder(s) én behoort tot het huishouden van deze ouder(s). Uitwonende kinderen vallen dus niet onder de vereenvoudigde regeling.
- de werkgever moet de naam, het adres en het burgerservicenummer van het meewerkende kind opnemen in zijn loonadministratie vóór de eerste loonbetaling.
- men mag de regeling pas toepassen nadat de Belastingdienst hiervoor toestemming heeft gegeven.
Werking vereenvoudigde regeling
Als de Belastingdienst toestemming geeft om de vereenvoudigde regeling toe te passen, houdt de werkgever de loonbelasting en de premie volksverzekeringen één keer per jaar in. Dit gebeurt op de eerste werkdag van het volgende kalenderjaar. Bij de inhouding moet de werkgever de loonheffingskorting toepassen. Op hetzelfde moment betaalt hij ook de werkgeversheffing Zvw. Daarnaast moet de werkgever binnen één maand na afloop van het kalenderjaar digitaal aangifte doen. De werkgever moet voor deze aangifte een apart loonheffingennummer gebruiken, dat hij kan aanvragen met het formulier ‘Melding loonheffingen werkgever van meewerkende kinderen’. Hij hoeft geen loonstaten in te vullen voor de meewerkende kinderen, maar moet wel de loonspecificatie bij de loonadministratie bewaren.
Kleding, kost en inwoning
Werkgevers die hun kinderen laten meewerken in de onderneming kunnen te maken krijgen met regels voor de waardering van het verstrekken van kleding en kost en inwoning. Onder de werkkostenregeling is de factuurwaarde inclusief btw van de verstrekte kleding in beginsel loon. Past de werkgever de overgangsregeling toe, dan gelden de volgende normbedragen: € 29,25 per maand, € 6,75 per week, € 1,35 per dag. Verstrekt de werkgever maaltijden aan kinderen, dan gelden dezelfde regels als voor maaltijden aan gewone werknemers. Onder de werkkostenregeling moet de werkgever een normbedrag van € 5,25 per dag toepassen als de meewerkende kinderen bij hem in huis wonen. Past de werkgever het overgangsrecht toe, dan stelt hij de waarde van de inwoning per meewerkend kind op 15% van de huur of de huurwaarde.
Wet: artikel 3, eerste lid, onderdeel f LB 1964
Besluit: onderdeel 3.5.1 van het Besluit van 25 november 2011, nr. BLKB2011/1828M (overgangsrecht)
Regeling: artikelen 3.8, onderdelen a en b en 7.1 Uitv.reg. LB 2011 en artikel 21 Uitv.reg. LB 2001 (overgangsrecht)
Geef een reactie