Staatssecretaris Snel beantwoordt schriftelijk een aantal vragen over box 2, dividendbelasting voor fbi’s, pensioen in eigen beheer en de bijtelling privégebruik elektrische auto’s
Box 2
Er zijn vragen gesteld over het feit dat veel dga’s de winst hebben geherinvesteerd in het eigen bedrijf of in andere bedrijven zoals innovatieve start-ups. De box 2-tariefsverhoging zou in dit geval een belastingverhoging inhouden. Volgens Snel bleek in het verleden dat bij de tijdelijke box 2-tariefsverlagingen massaal winst werd uitgekeerd door dga’s. Daarom gaat hij ervan uit dat de meeste dga’s een handelingsperspectief hebben. Voor een groep dga’s zal dit evenwel niet mogelijk zijn omdat de winst bijvoorbeeld is geïnvesteerd. In dat geval rendeert de winst op andere wijze. De tarieven in de IB en de vpb zijn aan verandering onderhevig. Bij een tariefwijziging kan het dus zo zijn dat winsten die tegen het oude vpb-tarief zijn belast in de toekomst tegen een hoger box 2-tarief worden belast. Overgangsrecht in de vorm van compartimentering zou echter leiden tot complexe wetgeving, een forse toename in de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en hoge uitvoeringskosten voor de Belastingdienst. Overgangsrecht lijkt het kabinet dan ook niet wenselijk.
Fiscale beleggingsinstellingen
Naar aanleiding van vragen of de dividendbelasting voor fbi’s niet gehandhaafd kan blijven antwoordt Snel dat hij dat geen goed idee vindt. Hij wijst erop dat onze belangrijkste concurrenten op het gebied van beleggingsinstellingen een dergelijke faciliteit voor buitenlandse bronbelasting ook niet kennen. Ten tweede stuit het handhaven van de dividendbelasting voor fbi’s op grote uitvoeringstechnische bezwaren. Het in stand houden van de dividendbelasting voor fbi’s zou betekenen dat de huidige dividendbelasting en de verrekeningssystematiek in de IB en de vpb intact zou moet blijven voor fbi’s en voor de beleggers in fbi’s naast de te introduceren conditionele bronbelasting op dividenden, rente en royalty’s. Dat zou gepaard gaan met aanzienlijke uitvoeringslasten voor de Belastingdienst. Omdat het gaat om 300 à 400 inhoudingsplichtigen (fbi’s), zou deze uitvoeringslast bovendien relatief zwaar drukken. Ten derde zou het laten bestaan van de dividendbelasting vanwege de afdrachtvermindering voor fbi’s tot een budgettaire derving leiden die gedekt zou moeten worden.
Naast voornoemde gevolgen voor de afdrachtvermindering, is in het regeerakkoord ook opgenomen dat fbi’s vanaf 2020 niet meer direct mogen beleggen in Nederlands vastgoed in verband met het afschaffen van de dividendbelasting. Zij mogen nog wel in Nederlands vastgoed beleggen via normaal belaste dochtervennootschappen. Deze maatregel is noodzakelijk om het Nederlandse heffingsrecht op de resultaten uit Nederlands vastgoed te waarborgen. Op dit punt bevindt de fbi zich, na afschaffing van de dividendbelasting, in een vergelijkbare positie als de zogenoemde vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi).
Pensioen in eigen beheer
Op vragen over het feit dat veel echtgenoten willen dat het pensioen in eigen beheer overgaat op de langstlevende, maar er vanuitgaan dat dit niet kan als die niet ook de enige erfgenaam is, antwoordt Snel dat dit berust op misverstanden. Welke keuze ook gemaakt wordt met betrekking tot het pensioen in eigen beheer, het is mogelijk om te regelen dat een pensioen in eigen beheer na overlijden overgaat op de langstlevende partner. Snel ziet geen reden voor aanpassing van de huidige regeling.
Bijtelling privégebruik elektrische auto’s
Vanaf 1 januari 2017 geldt voor nieuwe auto’s een bijtellingpercentage van 22% van de catalogusprijs van de auto terwijl voor auto’s met een datum van eerste toelating van vóór 1 januari 2017 een bijtellingpercentage geldt van 25% van de catalogusprijs. Het klopt dus dat de bijtelling voor oudere auto’s van de zaak hoger kan zijn dan voor nieuwere. Het maakt daarbij niet uit of het gaat om een elektrische auto of om een benzine-, gas- of dieselauto.
Voor elektrische auto’s geldt vervolgens een korting op de bijtelling. Deze korting geldt in beginsel voor een periode van vijf jaar. Als na deze periode nog moet worden bijgeteld, wordt op basis van het dan geldende recht bepaald of nog een korting van toepassing is. In 2018 is de korting voor elektrische auto’s 18% van de catalogusprijs van de auto. Diezelfde korting geldt zowel voor nieuwe elektrische auto’s als voor elektrische auto’s waarvoor al vijf jaar een korting is toegepast. Dit betekent dat een oudere (bijvoorbeeld een 6 jaar oude) elektrische auto in 2018 uitkomt op een bijtelling van 25% minus 18%, oftewel 7%. Een nieuwe elektrische auto komt uit op een bijtelling van 22% minus 18% oftewel 4%. Dat is inherent aan de in de Wet uitwerking Autobrief II neergelegde aanpassing van het algemene bijtellingpercentage van 25% naar 22% voor nieuwe auto’s vanaf 2017.
Een ander verschil in de bijtelling tussen oudere en nieuwere auto’s kan ontstaan doordat na de periode van vijf jaar waarin de initiële korting (uit het beginjaar) is toegepast, op basis van het dan geldende recht moet worden bepaald welke korting dan van toepassing is. Voor een nieuwe elektrische auto uit 2018 bestaat op grond van overgangsrecht in beginsel vijf jaar recht op een korting van 18% van de catalogusprijs, dus in ieder geval tot en met januari 2023.6 Bij een elektrische auto uit 2012 geldt in 2018 diezelfde korting en is die korting in 2019 en 2020 gemaximeerd op € 9.000.7 En volgens de huidige wetgeving vervalt in 2021 elke korting op de bijtelling, voor zowel auto’s met een datum eerste toelating in 2021 als voor auto’s waarvoor het
Verder geeft Snel aan dat hij werkt aan een tussentijdse evaluatie van de Wet uitwerking Autobrief II.
Meer informatie: Kamerbrief met schriftelijke antwoorden n.a.v. Algemeen Overleg Fiscale beleidsagenda 25 mei 2018
Geef een reactie