Volgens het kabinet blijft het voorgestelde stelsel voor een heffing op basis van werkelijk rendement ‘alles afwegende de beste optie’. Dat schrijft staatssecretaris Van Oostenbruggen, die daarmee ingaat tegen advies van de Raad van State.
In december 2024 adviseerde de Raad van State om het wetsvoorstel niet in deze vorm in te dienen en de vormgeving opnieuw te bezien.
De overgang naar een stelsel op basis van werkelijk rendement betekent onvermijdelijk een toename van complexiteit schrijft de staatssecretaris. Dit geldt ongeacht de gekozen vormgeving. Met het voorgestelde stelsel wordt naar het oordeel van het kabinet de juiste balans gevonden tussen de wens van de Kamer om te belasten op basis van werkelijk rendement, doenvermogen, uitvoerbaarheid en toekomstbestendigheid in aanloop naar een mogelijke stelselherziening.
Het ideale box 3-stelsel bestaat niet. Alle denkbare opties hebben naast voordelen ook nadelen, op het vlak van juridische houdbaarheid, maatschappelijk draagvlak, budgettaire gevolgen, effecten op de economie, uitvoeringsgevolgen en doenvermogen. Bij de keuze voor het nieuwe stelsel is steeds sprake van een uitruil tussen deze verschillende invalshoeken.
Het kabinet onderschrijft het advies van de Raad van State om de belastingheffing op vermogen breder te bezien. Dit past ook bij de ambitie van het kabinet om deze kabinetsperiode wetgeving voor te bereiden voor een hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel. Dit is een traject voor de langere termijn terwijl een oplossing voor de urgente problematiek in box 3 het noodzakelijk maakt om daar nu stappen te zetten. Het belasten van het werkelijke rendement in box 3, in plaats van een forfaitair rendement, is een belangrijke stap in de richting van deze ambitie om vermogen breed en integraal te bezien. Het past bij toekomstige hervormingen in het belastingstelsel die een evenwichtige belastingdruk op de verschillende inkomensgrondslagen nastreven en is ook een verbetering indien hier géén verdere stappen op zouden worden gezet. Als tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot ingrijpende veranderingen wordt besloten, moet opnieuw worden gekeken naar de uitvoerbaarheid en naar de mogelijke inwerkingtredingsdatum. Daarnaast zal in 2028 nagenoeg geen ruimte zijn voor het realiseren van andere aanpassingen in de inkomstenbelasting, omdat een deel van de aanpassingen van de geautomatiseerde systemen in 2028 gerealiseerd zal moeten worden.
Nieuwe handhavingsstrategie
De Belastingdienst beschikt in het nieuwe voorgestelde stelsel niet over alle gegevens die voor de belastingheffing en vermogensvaststelling relevant zijn én die de werkelijkheid bij de individuele belastingplichtige weergeven. Op circa 1,6 miljoen aangiften inkomstenbelasting in box 3 moet daarom een nieuwe handhavingsstrategie ontwikkeld worden. Als burgers zelf meer gegevens in moeten vullen, dan is er meer toezicht nodig op deze aangiften. Door de toenemende vraag voor zowel dienstverlening als benodigd toezicht in het nieuwe stelsel verwacht de Belastingdienst een wervingsopgave van ruim 900 fte.
Alternatieven
In de brief gaat de staatssecretaris in op de alternatieven van de Raad van State. Veel van de risico’s die de Raad van State noemt, zijn al eerder geconstateerd door de Belastingdienst en ook gewogen in het uitwerken van het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3. Er zal zo goed mogelijk gekeken worden hoe deze risico’s kunnen worden gemitigeerd. De genoemde alternatieven, en andere in het verleden overwogen richtingen, bieden geen betere balans in de verschillende, onvermijdelijke dilemma’s.
Op 30 januari as debatteert de Tweede Kamer met Van Oostenbruggen over de toekomst van box 3.
Bron: Kamerbrief over wetsvoorstel werkelijk rendement box 3 en advies RvS, nr. 2025-0000021906, Ministerie van Financiën, 24 januari 2025
Geef een reactie