De overheid wil niet ingrijpen met een nieuw huurakkoord zoals gevraagd in een motie tijdens het debat over het steunpakket eind januari. Dit schrijft minister Van ’t Wout in een brief aan de Tweede Kamer waarin hij ook nader ingaat op een aantal aangenomen moties en toezeggingen.
Referentieperiode
Als de ondernemer in de referentieperiode nog niet bestond, dan is de referentieperiode die voor deze ondernemer geldt het eerste volledige kwartaal na de startdatum (inschrijfdatum in het Handelsregister). Dus voor de betreffende ondernemer is dat het derde kwartaal van 2019. Het is altijd het eerstvolgende volledige kwartaal, omdat daarmee aansluiting wordt gevonden op de systematiek van de btw-aangifte, die voor verreweg de meeste ondernemers per kwartaal plaatsvindt.
Verlaging vaste lasten drempel
In het debat is aandacht gevraagd voor de positie van kleine ondernemers en een motie ingediend om de vastelastendrempel verder te verlagen naar € 1.500 per maand, in aanvulling op de verlaging van € 3.000 naar € 2.000 waar het kabinet op 21 januari jl. toe heeft besloten. Het blijkt dat deze verlaging voor RVO.nl uitvoerbaar is. Daarom krijgt de motie ‘oordeel Kamer’.
Onderzoek problematiek starters
De Kamer heeft de motie aangenomen die vraagt om de problematiek van starters die gestart zijn op of voor 30 september 2019 samen met de brancheverenigingen en de VNG in kaart te brengen. Het ministerie van EZK is gestart met dit onderzoek en heeft daar overleg over met de branches en de VNG. Het ministerie informeert uiterlijk 31 maart de Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek.
Uitbreiden startersregeling
De motie over het toevoegen van starters gestart na 30 september 2019, wordt verwerkt in de aparte startersregeling. Deze wordt ook apart aan de Europese Commissie voorgelegd ter goedkeuring.
Subsidie speciale kosten land- en tuinbouw
De motie die vraagt om de subsidie voor de speciale kosten voor de land- en tuinbouw ook in het tweede kwartaal te laten gelden, wordt meegenomen bij de opzet van de TVL Q2 die in de loop van maart 2021 wordt voorgelegd aan de Europese Commissie.
Openstelling TVL Q1 en opstellen wijzigingsregeling TVL Q1
Het ministerie verwacht elk moment de goedkeuring van de Europese Commissie op de regeling voor de TVL Q1 en de wijzigingen die aangebracht zijn in de TVL Q4 2020. Deze goedkeuring is gebaseerd op de besluitvorming ten aanzien van de TVL van december 2020. De openstelling van de TVL Q1 volgt zo snel mogelijk na goedkeuring, maar houdt nog geen rekening met de recente intensiveringen waartoe het kabinet op 21 januari jl. heeft besloten. Deze intensiveringen worden op dit moment in een wijzigingsregeling doorgevoerd. Daarbij wordt ook de motie over de reisbranche meegenomen. Hiervoor wordt in de TVL een eenmalige opslag opgenomen voor een tegemoetkoming van de annuleringskosten waar reisondernemers geen terugbetaling van hebben gehad. Deze zal hetzelfde werken als de voorraadregeling voor detailhandel, met een percentage dat aansluit bij het aandeel van deze annuleringskosten in de omzet. Deze opslag zal 3,4% bovenop het vastelastenpercentage bedragen met een maximum van € 130.000.
Deze regeling zal zo snel mogelijk aan de Europese Commissie ter goedkeuring worden voorgelegd. Goedkeuring wordt niet eerder verwacht dan medio maart. Ook geldt dat de niet-mkb-bedrijven en bedrijven met minder vaste lasten dan € 3.000 per kwartaal pas na goedkeuring van de Europese Commissie een subsidieaanvraag in kunnen dienen.
Situatie ten aanzien van de huren
Wetgeving die verder ingrijpt in de maatwerkafspraken tussen huurder en verhuurder dan de huidige jurisprudentie, zou een generiek en ingrijpend instrument zijn dat geen rekening houdt met de specifieke omstandigheden in de relatie tussen huurder en verhuurder. Eventueel tot stand te brengen wetgeving zou, mede door het ermee gemoeide tijdverloop en de eraan te verlenen terugwerkende kracht, tot de nodige onzekerheid leiden bij partijen omdat tot aan het einde van het wetgevingsproces onduidelijk zal zijn waarop ze precies moeten anticiperen. Dit zal lopende onderhandelingen kunnen frustreren.
Gelet op de inmiddels bestendige jurisprudentie, de lopende onderhandelingen en de problemen die gepaard gaan met vergaand ingrijpen in lopende contractverhoudingen, geniet het de voorkeur om af te zien van overheidsingrijpen.
Meer informatie: Ministerie EZK, 8 februari 2021
Geef een reactie